Er stapt een klasje kleuters op de trein. Cute, cuter, cutest. Het getik van mijjn biologische klok overstemt bijna hun gekakel. De dame tegenover me kijkt gelukkig met even veel plezier naar de onoverzichtelijke bende van rugzakken, mutsen en kleine handjes die naar een koekje graaien. Logisch, zo blijkt algauw, want ze is directrice van een kleuter- en lagere school. Een Nederlandstalige school in Brussel bovendien, wat niet altijd evident is.”Op vlak van taal is het vooral belangrijk consequent te zijn.”
“Er mag op de speelplaats, net zoals in de klas, uitsluitend Nederlands worden gepraat. In de praktijk is dat soms moeilijk. Als iemand een vriendje heeft in de Franstalige afdeling van de school, bijvoorbeeld van op de sportschool, gaan zij toch overschakelen naar het Frans. Vooral kleuters begrijpen dat verschil moeilijk. Wij zeggen altijd: ‘Op school praten we de taal van de juf.’ Op die manier leren ze het verschil tussen de thuistaal en de schooltaal. Alle ouders worden ook in het Nederlands aangesproken. We hebben bovendien het recht aan de ouders te vragen om een tolk mee te brengen. In de praktijk benadrukken we het belang van het Nederlands maar als het over meer gevoelige onderwerpen gaat, bijvoorbeeld een leerprobleem van het kind, schakelen we soms over in het Frans om ervoor te zorgen dat men alles begrijpt.”
“De verhouding Nederlandstalige/Franstalige kinderen is erg belangrijk. Voor een ideale integratie, vind ik dat een school 70% Vlaamse leerlingen moet hebben. Dan wordt iedereen meegetrokken met de Vlaamse taal en cultuur. Dat is in Brussel natuurlijk niet altijd mogelijk. Het Brussels Lokaal Overlegplatform heeft wel recent het aandeel Vlamingen dat voorrang krijgt in het Nederlandstalig onderwijs opgetrokken tot 55%. Zo kunnen we voorrang geven aan Vlaamse kinderen. Maar die norm is ook dubbel. We hebben het voordeel dat we in Brussel een heel goede ondersteuning krijgen, zowel qua materiaal als qua pedagogische begeleiding. Een aantal subsidies houden verband met de Gelijke Onderwijskansen – criteria. Dat betekent concreet: als er opeens meer Vlaamse kinderen inschrijven, dalen de subsidies en de lestijden, waardoor er soms leerkrachten opzij gezet moeten worden. Niet elke directie is dus even blij als een groep Vlaamse ouders collectief beslist hun kinderen naar een zogenaamde ‘concentratieschool’ in de buurt te sturen.”
Nochtans vormt goed basisonderwijs de basis voor een goede integratie en een mogelijke oplossing voor een aantal uitdagingen van Brussel. Non scholae sed vitae.