Een zaterdagmiddag in Vorst. Ik maal mijn rondjes in het Dudenpark. De temperatuur is aangenaam, de conditie op peil. Hondenbaasjes laten hun viervoeters de vrije loop, maar ik weet ze handig te omzeilen. The Vaccines zingen in mijn oren dat ik een surfpak zou moeten aantrekken. Alles gaat zijn gangetje totdat ik in de achterzak van mijn loopshort naar een papieren zakdoekje zoek om mijn neus te snuiten. De mp3-speler voel ik zitten, maar waar zijn de sleutels van mijn appartement? Nee, het is niet waar! Er zit een gaatje in mijn achterzak, en de sleutels van de voordeur en de appartementsdeur zijn ertussen geglipt. Ik sta er niet goed voor, in loopplunje, zonder gsm en zonder reservesleutel bij de buren. Noodscenario’s waarin de buren, mijn huisbaas en een sleutelmaker figureren, spelen door mijn hoofd.
Ik probeer kalm te blijven. Ik maak rechtsomkeert en leg het vertrouwde rondje in een trager tempo af, zonder muzikale afleiding en met de ogen gericht op de grond. Ben ik op zoek naar een speld in een hooiberg? Na drie kwart van het parcours nog geen spoor van mijn sleutels. Maar dan zie ik ze liggen. Oef! Ik ben op een haar na ontsnapt aan groot ongemak en onheil. Ik heradem en ik glunder. De verloren gewaande sleutels verlaten mijn handen niet meer. Ik loop gezwind naar huis, uitkijkend naar een verfrissende douche en opwekkende koffie. Alsof de sleutel tot geluk het terugvinden is van wat verloren leek. Want, zo wist Bloem al, alles is veel voor wie niet veel verwacht.