Eerder verschenen op de blog Dagboek van een Dansaert-Vlaming
Zie ze lopen, de Dansaert-Vlamingen. Diersoort met grote populaties tussen Beurs en Kanaal. M’as-tu-vu? M’as-tu-vu? Muts op de kop – zelfs bij vijftien graden, doelbewuste gaten in de broek. En een bril met vensterglazen.
Zie ze fietsen, de Dansaert-Vlamingen – niet op fietsen, maar op Bromptons, Fixies en bakvélo’s. ’t Zijn geen Flandriens, maar fiere Italianen. Hebben geen bidons, maar kinderen.
Zie ze zwemmen, de Dansaert-Vlamingen, in hun ingebeelde openluchtzwembad.
Nooit zou ik één van hen worden, zwoer ik toen ik drie jaar terug naar Brussel verhuisde. Neen, ik zou opgaan in de kosmopolitische grootstad en verbroederen met alle gemeenschappen die ze rijk is.
Vandaag zeg ik: ik heb gefaald. Zelden verlaat ik de Vijfhoek.
(Dit is geen verhaal van conformeren, maar van graduele adaptatie aan het leven in Dansaert-Vlaanderen)
Hoe ik de krant las, brunchte bij de betere Brusselse barista. Met de neus aan het raam, venster op de wereld. Om te kijken, om bekeken te worden.
Hoe ik een nieuwe jas nodig had en besloot dat het een leren jekker moest worden. Hoe ik het plots hoogtijd vond om mijn lenzen opnieuw in te ruilen voor een bril. Niet per se voor eentje met een dik montuur – wél voor diegene die het best is aangepast aan de vorm van mijn hoofd. Want daar bestaan winkels voor. In de Dansaertstraat.
Hoe ik mezelf erop betrapte dat ik van andere mannen dacht: die zijn goed of minder goed gekleed.
Hoe ik me bewuster werd van de stad en van wat ze te bieden heeft. Van vintage markets over brocantes, braderieën, debatreeksen, al dan niet folkloristische optochten tot en met flashmobs en picknicks op de centrale lanen. Van street art ook, en dat mensen daar spontaan gelukkig van worden.
Hoe ik besefte dat de stad van iedereen is die haar een warm hart toedraagt. Hoe mijn burgerschap toenam en ik plots durfde te interveniëren in de publiek ruimte wanneer zwervers haar bepisten of wanneer automobilisten er onbeleefd waren.
Hoe ik er vaak grapjes over maakte, maar tegelijkertijd erg goed besefte dat ik deel uitmaakte van de kuddebeesten der Dansaert-Vlamingen.
Zie me daar lopen, tussen Beurs en Kanaal. M’as-tu-vu?