Kris Van den Broeck geeft les in de basisschool Vierwinden in Molenbeek. Het Molenbeek dat de voorbije week wereldnieuws is geworden. Op de website van Lesgeven in Brussel vertelt ze hoe ze de afgelopen dagen heeft beleefd.
Bijna 30 jaar werk ik in Brussel, waarvan 21 jaar in Molenbeek. Ik ben er juf van een van de drie klasjes met de jongste kleuters van de school, kindjes tussen 2,5 en 4 jaar oud. 12 schatten, 24 handjes op één buik. Allemaal wonen ze in de nabijheid van ons schooltje, dat in het hart van Sint-Jans-Molenbeek ligt.
Na 20 jaar is Molenbeek een tweede thuis geworden. Ik ben er juf. Ik doe er regelmatig boodschappen. Als mijn kinderen een feestje geven, breng ik olijven en nootjes mee uit Molenbeek. Af en toe breng ik mijn zondagnamiddag door in mijn klasje om de week voor te bereiden. Mijn huisarts woont en werkt er.
Het nieuws uit Parijs drong pas op zondag goed tot me door. Op het moment dat ik meer en meer ‘Molenbeek’ hoorde noemen in nieuwsberichten of in artikels met ‘breaking news’ online. Maar niets wees erop dat de komende week zo ingrijpend zou zijn.
Maandag
Ik pendel, met trein en metro. Ook maandagochtend, de maandag na Parijs. Op Facebook begonnen de profielen te verkleuren in Franse vlaggen. Tijdens die ochtendrit op de trein las ik mee de krant van de reiziger die naast me zat. Terreur, dreiging, IS en ‘Molenbeek’.
Er was al afgesproken dat we ’s middags deel zouden nemen aan de ‘minuut stilte’ voor de slachtoffers. We zaten klaar, het middagmaal werd een kwartiertje verlaat, zodat iedereen deel kon nemen. Samen met de kinderen van onze Franstalige buurschool.
Tot ik plots door de directie uit de klas werd geroepen en de mededeling hoorde dat het niet zeker was dat alles door zou kunnen gaan: er waren invallen in de buurt, vlakbij om de hoek van de school, een hele wijk was afgezet en we mochten op instructie van politie de klas niet uit. De realiteit kletste in mijn gezicht. Onduidelijkheid, onveiligheid, de verantwoordelijkheid voor mijn jonge kindjes in de klas.
Uiteindelijk mochten we toch de speelplaats op en hadden we een mooi en sereen moment met de hele school. Het middagmaal werd naar de klas verplaatst. Onze eetzaal bevindt zich immers op de benedenverdieping van de school en heeft van vloer tot plafond grote ramen, aan alle kanten. Het risico was te groot. Er werd nog steeds gezocht naar daders in de buurt.
Ouders werden gecontacteerd en kwamen vroeger van hun werk om hun kinderen op te halen in plaats van hen mee te laten gaan naar de naschoolse opvang. Die avond postte ik op de Facebookpagina van onze klas een filmpje, van mijn dansende en van plezier springende kindjes. Met de boodschap ‘Zo was het vandaag ook in Molenbeek’. Een van de mama’s reageerde achteraf: ‘Dat maakte mijn dag goed, na al die heisa, om mijn dochtertje zo vrijuit, onbezorgd en gelukkig te zien dansen.’
Dinsdag
Dinsdagochtend. De trap op van de metro, en daar stonden ze (nog steeds). Het hele Gemeenteplein vol pers, met grote antenneschotels, van zowat over de hele wereld. Wie er voorbijkwam, kreeg een microfoon onder de neus geduwd en vragen, over hoe ‘het voelde om hier te lopen’. Na school hadden we nog overleg, met een van de werkgroepen op school. De weg naar de metro werd overheerst door laagvliegende zoekende politiehelikopters boven ons hoofd. Hallucinant.
Die avond voelde ik voor het eerst hoe moe ik was, van al die impressies en de sfeer die er op school en in ‘ons Molenbeek’ hing. Intussen hadden we bericht gekregen dat er op woensdag om 17 u een wake zou plaatsvinden, op het Gemeenteplein. Mijn collega versierde met onze kindjes glazen potjes waar kaarsjes in konden, want de bedoeling was om Molenbeek op een andere manier letterlijk in het licht van de belangstelling te zetten.
Woensdag
Woensdag trokken we met heel wat collega’s en ouders naar het gemeenteplein. Het volk stroomde toe. Iedereen werd gefouilleerd, maar liet dat met een glimlach gebeuren. We hadden zakken en dozen vol kaarsjes en potjes mee en op het plein kwam een grote plek vol lichtjes. Ik weet niet hoeveel mensen er aanwezig waren. Ik weet alleen dat die grote plaats vol volk stond, pratend, elkaar ontmoetend, verhalen delend. Ik kwam er mensen tegen die ik al heel lang niet meer had gezien, oud-leerlingen, heel wat ouders en kinderen. Toen besefte ik hoezeer ik zelf ook ‘Je suis 1080 – Ik ben 1080’ was geworden gedurende die jaren dat ik er werk. Het is ook ‘mijn Molenbeek’. Ik voelde me fier en blij ben om in zo’n warme gemeente te kunnen werken en kinderen te begeleiden, met hun ouders samen het opvoedingsproces op te kunnen nemen.
De sereniteit werd doorbroken toen we in het Centraal Station op een paar militairen stuitten met hun geweer in de aanslag. Van ‘verbondenheid’ naar ‘oorlogsgebied’, zo voelde het even.
Donderdag
Donderdagochtend stond ik voor een gesloten schoolpoort. Van in de gang binnen keek een van de Franstalige leerkrachten wie er voor de deur stond. Toen hij me herkende, werd het slot opengedraaid. Direct na mijn binnenkomst ging de sleutel weer de andere kant op. Blijkbaar waren er nieuwe invallen aan de gang, een paar straten verder.
Ook die avond hadden we nog teamvergadering. Mijn vermoeidheid begon zich te laten voelen. Terwijl ik het ‘geluk’ heb om ’s avonds naar mijn huisje op het platteland terug te kunnen keren. Ik hoef niet ook nog ’s avonds of ’s nachts binnen te blijven of extra politie op straat te zien, geruchten te horen over zoekacties in de buurt, enz.
Vrijdag
Vrijdagochtend beginnen we op school met een gezamenlijk moment, met ouders en kinderen. Onze ‘Mèt’, meer Brussels kan het niet. We applaudisseerden voor ons Molenbeek en bekeken met z’n allen het filmpje van onze leerlingen van de derde graad, die een interview hadden gegeven.
Daarna in de klas heb ik met mijn kindjes ook een stil momentje gehouden. Een groot blad waarop ze allemaal hun hand hadden afgedrukt en wat kaarsjes erop. Ze waren allemaal onder de indruk. En aan het eind applaudisseerden we voor onszelf. Wij, het Toverklasje van de Vierwinden Basisschool, wij allemaal zijn een klein stukje van dat mooie Molenbeek.
Wat me in alles nog het meest raakte, waren uitspraken van mensen die Molenbeek niet kennen en de inwoners van Molenbeek. Onze papa’s en mama’s, zoveel nationaliteiten, die samenleven. Het verdriet van onze moslimouders heeft me diep getroffen. Ze worden bekeken als extremisten en terroristen. Mijn peuters en kleuters worden bekeken als zelfmoordterroristen in de dop. Ik word bekeken als juf van extremisten in de dop. Ik hou van mijn kindjes. Ik zie ze opgroeien. Een voorbeeld? Een jonge gast van 20 kwam me vorig jaar tijdens het schoolfeest opzoeken en stelde me voor aan zijn verloofde. Met veel trots wilde hij mij, zijn eerste juf, deelgenoot maken in zijn geluk. Het zal niet lang meer duren dat ik de kinderen van mijn oud-leerlingen in mijn klas krijg.
Zaterdag en zondag
Het weekend heb ik doorgebracht bij vrienden. Even mijn hoofd laten rusten ver weg van Brussel. Maar de hele tijd met mijn peuters en kleuters in mijn achterhoofd. Want de metro’s rijden niet dit weekend en buiten spelen zit er ook niet zo heel erg in. Het zal goed zijn als ze morgen weer naar school kunnen. Want dan pendel ik opnieuw naar Molenbeek. Metro of geen metro. En met de hoop dat onze geplande uitstapjes niet in het gedrang komen.
Eén ding staat vast: ondanks alles geven we alles om er een fijne week van te maken, voor iedereen. Want ‘nous sommes 1080 – wij zijn 1080’.