‘Op de bodem van het kanaal hier vlakbij ligt een relikwie begraven,’ werd me toegeroepen door een dakloze man aan mijn deur. Er zijn ongeveer 7.000 daklozen in Brussel. De kans dat er eentje voor je deur ligt is reëel.
Veel Brusselaars besluiten om erover te stappen, bij wijze van overbrugbaar ongemak. Niet omkijken, denken die mensen dan als ze ergens onderweg naartoe zijn. Of: nog twee keer mijn huurbetaling missen en ik moet me ernaast gaan leggen, als ze ergens van weglopen.
De man had me aangesproken met een vriendelijke glimlach die een massa haar stutte die op zekere hoogte boven zijn hoofd begon en vervolgens nooit eindigde. Ik denk dat zijn haren grotendeels zwart hadden kunnen zijn in plaats van grijs, meer peper dan zout. Ook bij hem was er iets tegen zijn wil in gang gezet.
‘Op straat leef je als hond,’ zei hij, toen ik halt hield, op mijn hoede, ‘en
honden leven sneller dan mensen; per mensenjaar zijn dat zeven hondenjaren. Eén jaar buiten leven staat gelijk aan zeven jaar als hond.’
Ik trok mijn deur dicht en zei niet ter zake doend: ‘dat er al minstens 15
honden in de kosmos zijn geweest.’
‘Op de bodem van het kanaal ligt een belangrijk relikwie begraven. Kom, zet je even. Doe alsof je thuis bent.’ De groeven en kringen rond zijn ogen glimmerden door de weerkaatsing van het maanlicht. Of het was neon van het bushokje voor mijn deur. Ik deed voor de eerste keer sinds mijn verhuizing eens net niet alsof ik thuis ben en zak met een zucht neer.
‘De moerasratten hebben de dag hiervoor inscripties op de stoep geknaagd, alleen ik kan ze lezen.’ Hij hield me zijn blikje DELTA IPA BRUSSELS BEER PROJECT voor de lippen. ‘Als je hiervan drinkt, zal je hun geesten zien. Geesten van ratten, honden en mensen die ooit al eens voorbijkwamen maar aan de straathoeken zijn blijven plakken. Heel de stad zit zo vol geesten en dieren. De stad en ook haar mensen. Er leeft een dierentuin in je organen. Ik kan het zien. Voel je het niet knagen af en toe? Soms krijg je een geweldig idee, maar niet veel later ben je het alweer vergeten. Je denkt zilveren sterren te zien in de grijs-zwarte haren van een vreemde, je loopt naar huis om het vlug te noteren, exact zoals jij het gezien hebt. Maar nog voordat je een pen hebt gevonden, ben je de details vergeten. En dat vreet aan je. Je denkt, ben ik gek? Heb ik het verbeeld of ben ik het vergeten? Je weet niet wat het ergste is. Je sluit je ideeën weg. Onze wensen worden gekooid, zeg maar, en slechts een paar uitverkorenen vinden de sleutel.’
Zonder twijfelen zette ik zijn blikje DELTA IPA BRUSSELS BEER
PROJECT aan de lippen. Zijn waarzeggerij kwam met terugwerkende kracht uit, dus ik reageerde op zijn aansturingen. Daarnaast ben ik bovendien een grote fan van DELTA IPA BRUSSELS BEER PROJECT. Het smaakte me. Niet meer dan anders maar wel met de kracht van een krambambouli.
Daar is het ongeveer begonnen, mijn vrije leven, zal ik later zeggen tegen vrienden op café. Maar laat ons eerlijk zijn, ze hebben me al vaak horen zeggen dat ik opnieuw begonnen ben. Toch had dit nieuw leven een begin van astrale proporties. Elke wonde die ik had, binnen en buiten, werd gewassen in een stroom kosmische wijsheid. Wijsheid die bij iedereen alreeds ergens diep ligt begraven, maar met de juiste triggers naar boven wordt gehaald. Het was alsof mijn binnenkant vol papiersnedes door een zoutzee werd overspoeld. Ik werd overmand. Alsof er in mijn lichaam sluizen werden opengenzet. Ik liep herhaaldelijk leeg en weer vol. Ik verloor al mijn vocht in dat kleine blikje en dronk me weer sterk, tot ik weer opnieuw leegliep. Alsof ik stond te pissen in de bosjes nabij een warm kampvuur met al mijn vrienden errond.
Ik kreeg van de man een nieuwe naam: ‘Jazzix. Jazzix Plosion.’
Na het drinken besloot ik mij te begeven naar de rand van het kanaal om te kijken of ik het relikwie waarvan sprake kon waarnemen. Ik had die dag toch al last van chronisch uitstelgedrag. Van al mijn kolossale fouten was dit niet eens één van de minst productieve.
De man was me tot de rand gevolgd. ‘Je moet wel opletten. Het kan zijn dat er een vuurspuwende draak het relikwie onderwater bewaakt. Maar als er daar een draak zit die vuurspuwt, moet je hem vragen om je joint aan te steken.’
Ik dacht een schittering te aanschouwen in het water. Ik zweefde naar beneden en verloor mijn bewustzijn.
Heeft slaap mijn zintuigen afgestompt? Het lijkt alsof een morgen geen
morgen meer is hier. Ik proef een verre Sahara nog op de lippen, mijn huid is exotisch dor en als ik me opdruk om uit het zolderraam te kijken, slaat de lucht om in een stroperig purper. Mijn botten voelen koud, maar licht. Het spinnenweb is weg. Mijn kamer is opgeruimd. Al mijn examens en mijn eindwerk zijn afgerond.
Op mijn borst ligt het volgende briefje:
we vragen maar een ding: rechtvaardigheid. we vragen twee dingen, bedoel ik.
honing en rechtvaardigheid. in potten alstublieft
het moorden word ik stilaan beu
ik zou me ook graag eens verkleden
met een te klein, strak oranje-rood T-shirt
vrienden maken
en een ezel tegen zijn gat stampen
zodat het dier in galop de horizon verkent
je bent een ezel, kleine poëet
ik trap je hier op het einde van mijn brief tegen je achterste
als je nu nog niet weg bent
komt dat door je gebrek aan verbeelding
als je oplet lieveling, klinken de autoalarmen als krekelgeluiden
je kan overal zwemmen