Duim diep in de mond. Een opgedroogde traan aan z’n wang als stille getuige van een onbeantwoord verlangen. Buikje tegen rug van mama. Zusje handje vast. Mama, aapje en zusje de trap af. En ook nog koffer.
Ik aarzel: spreek ik mama aan en vraag haar of ik kan helpen met de koffer? Misschien schrikt ze of vreest ze dat ik haar koffer wil stelen. Mama is behendig en koffer lijkt niet te zwaar.
Een jonge vrouw neemt zusje in de armen en draagt haar de trappen af. Eerder zag ik de vrouw uit de trein stappen, alleen. Kent ze mama? Beneden aan de trap zet ze zusje neer en loopt verder. Neen, ze kennen elkaar niet.
Zusje weent niet in de armen van de vreemde vrouw, mama kijkt niet wantrouwig op, het lijkt de gewoonste zaak. Zwarte mama, zwart aapje, zwart zusje en zwart jonge vrouw.