Verslag The Antlers + Dry The River, Botanique Brussel, 22.11.2011 – Een vuur dat in weinig bands zo fel brandt
“I don’t want love”, zingt Peter Silberman overtuigend aan het begin van een magistrale driekoppige bisronde. We kunnen de Antlers-zanger wel begrijpen. Als we de teksten van ‘Hospice’ voor waar mogen aannemen, heeft de arme man al heel wat moeilijke waters doorzwommen. Dat de facto debuut van de New Yorkse band behandelt een door misbruik gecorrumpeerde relatie tussen een verpleger en een palliatief zieke patiënte. Het is een uppercut van een plaat die, nadat ie je tegen het canvas heeft gewerkt, nog een mes in je bloedende hart duwt en het lemmet een keer of vijf ronddraait.
‘Burst Apart’ heet de opvolger die The Antlers komen voorstellen in de Botanique. Op het eerste gehoor is de plaat minder donker, tenminste als we enkel op de meer gepolijste klank afgaan. Daardoor verruilt de band een portie eigenheid en uniciteit voor een zuiverder en meer herkenbaar geluid. Dat alles wil niet zeggen dat The Antlers nu opeens de stoelen aan de kant krijgen voor een polonaise op een schlagerfestival. Het overheersende thema van de plaat is nog altijd de dood en live kleuren The Antlers graag buiten de lijntjes.
Setopener ‘Parentheses’ zet de toon: schelle synths zorgen voor een instant ruggengraatrilling en de ijle stem van Silberman begraaft zich in de allerbeste shoegazetraditie tussen de instrumenten. In het ronduit hartverscheurende ‘Kettering’, waarin de zanger zijn geliefde een donderslag tijdens een storm noemt, komen helikoptergitaren halverwege de melancholie wegjagen. Het is een trucje dat The Antlers wel vaker toepassen: de tristesse met treurige slowcore richting zenit jagen om er vervolgens enkele oerend harde scheuten noise of een lap psychedelische elektronica tegenaan te gooien, als een kabbelend beekje dat in een stroomversnelling komt en verandert in een schuimende draaikolk.
De Freudiaanse rocker ‘Every Night My Teeth Are Falling Out’ is het dichtste dat de New Yorkers ooit bij een stadionanthem zullen geraken, terwijl bisnummers ‘Epilogue’, ‘Sylvia’ en het eerder vermelde ‘I Don’t Want Love’ nummers zijn die je het liefst wil opbergen in je nachtkastje, zodat je ze ’s nachts altijd dicht bij je hebt. Wanneer Silberman “prove to me, I’m not gonna die alone” huilt in het stevig naar ‘Hospice’ knipogende ‘Putting the Dog to Sleep’ wil je hem vooral een arm rond de schouder leggen met de boodschap dat alles goed komt. Zelfs de manier waarop gitarist Timothy Mislock dramatisch de songs meelipt, verraadt een vuur dat in weinig bands zo fel brandt. Jazeker, qua intensiteit kennen The Antlers nog altijd amper hun gelijken.
Door Tom Peeters voor Indiestyle.be i.s.m. BrusselBlogt.
Foto © Bart Vander Sanden.