Categorieën
Wonen in Brussel

Ch-Ch-Changes

Overgenomen van Dansaert-Vlaming

Het was zaterdagochtend en hij wandelde over het Schumanplein. De zon won een veldslag (niet: de oorlog!) van de donkere wolken, zijn pull plakte tegen zijn bezwete lichaam en in zijn mondhoeken hadden zich speekselpropjes verzameld. Het ochtendloopje had duidelijk deugd gedaan, nu volgde de metrorit terug naar het centrum.

Aan de roltrap van de metro rolden twee werkmannen met grote, metalen staven naar boven. In de verte hoorde hij een drilboor. Zelfs op zaterdag werd er gewerkt in de grootstad. Hij had onlangs gelezen dat het Schumanplein er in 2015 (niet: eerder!) helemaal anders zou uitzien dankzij de plannen van Xaveer de Geyter. Het vernieuwde trein- en metrostation zou nog meer schwung geven aan de Europese buurt, die des weekends duidelijk geliefd was bij toeristen – en geef hen eens ongelijk.

“Tijdens de drie jaren dat ik er woon, is Brussel best veranderd,” bedacht hij. De Dansaertstraat was opnieuw aangelegd, het premetrostation van Brussel-Noord rook niet langer naar rubber en binnenkort kon van Arts-Loi hetzelfde gezegd worden. Flagey en het Muntplein waren nog niet zo heel lang geleden een bouwwerf. Villostations verspreidden zich als een lopend vuur over de stad en op kleinere schaal zorgden wijkcontracten voor een nieuwe, zij het meestal bescheiden dynamiek in de buurt. Dat er niets veranderde aan de stad, klopte dus zeker niet. Maar je hoorde hem niet zeggen dat veranderingen snel werden doorgevoerd. De amfora (niet: het ei!) van Van Rompuy stond bijvoorbeeld al lang in de steigers, het Beursplein was nog altijd niet autovrij, de leegstand was nog steeds tenenkrullend.

Ook de manier waarop hij naar de stad keek, was aan verandering onderhevig. Drie jaar geleden wist hij werkelijk niets over het leven in de grootstad. Wanneer hij ’s avonds op straat een groepje hangjongeren ontwaarde, vreesde hij keer op keer overvallen te worden. Ondertussen had hij geleerd hoe zich te gedragen in dat soort situaties, zonder ze daarom goed te keuren. Voorts was zijn mentale stadsplan stapsgewijs uitgebreid, door af en toe aan een onbekende metrohalte af te stappen of door straten in te wandelen die hij nog niet kende, nu eens stotend op onontgonnen terrein met prachtige pleintjes of een minuscuul parkje, dan weer terechtkomend in een buurt vol leegstaande of gekraakte huizen en dat allemaal op een boogscheut van een rijkere wijk.

Tegelijkertijd was er een zekere accordeonbeweging (niet: mondharmonicabeweging!) merkbaar in zijn gedrag. Wanneer hij na een avondlijke uitstap buiten de Vijfhoek opnieuw premetro Beurs bereikte, was hij soms geschokt door het feit dat de metropoortjes openstonden, dat het zoemende alarm op de achtergrond kennelijk weinig effect had op de groepjes hangjongeren, dat de indringende urinegeur zijn neusgaten doorboorde en dat een zwerver zomaar in het midden van het station lag te slapen. Op andere momenten dacht hij: “Dit is Brussel, mijn stad, waar zwervers tenminste niet naar buiten de stadsmuren worden verbannen. Dat niet alles hier peis en vree is, moet je er maar bijnemen,” waarna  zijn blik op het prachtige Moving Ceiling viel.

Hij schrok op: de metro, waarop hijzelf ditmaal een niet zo aangename zweetgeur verspreidde, had Sint-Katelijne alweer bereikt. Bovengronds, op de Vismet, waren andere werkmannen druk in de weer met de voorbereiding van een of ander waterfestival in de grote waterbekkens. De stad was ontwaakt en hij ook, voor de tweede keer vandaag.

Share