Categorieën
Faits divers

Truukjes

Enkele weken geleden liep ik de Leopold II-jogging mee in Molenbeek. Het regende. Euhm, dus er was veel zuurstof in de lucht, zo kan je het ook bekijken. Ik had me voor de 9 kilometer ingeschreven. Overmoedig, zo bleek. Ik ben helemaal niet in conditie en ik had in de helft al moeite met vriendelijk blijven tegen aanmoedigende omstanders. Ze overdreven dan ook, amai. Alsof ze nooit eerder lopers zagen in Molenbeek. En ze noemden me ‘chou’. Ik weet niet welk truukje deze mannen wilden bovenhaalden, maar dat alles maakte wel dat ik sneller ging lopen natuurlijk.

En dan om de hoek een totaal, bijna fataal contrast: op de Gentsesteenweg begreep niemand wat er aan de hand was. Families kwamen met miljarden zakken uit duizenden winkels, staken in kuddes de straat over en werden uiteengedreven door mij, een knalrode chou de Bruxelles in een sportbroek en zeiknat.

En van al dat lopen in de regen… en in de zuurstof, heb ik honger gekregen en ik snak naar Bigoli’s. Van zijn jaarlijkse tocht naar Italië en van een goed weerzien met zijn eerste dochter die daar woont, brengt mijn vader steevast Bigoli’s mee. Ik wist eerst helemaal niet wat dat was en of ik daar blij mee mocht zijn dat hij dat voor mij mee had gebracht. Maar hij bracht ze mee. En de Bigoli’s werden in de loop van de jaren een goestingske voor ons allen.

Mijn vader en broer gaan tweewekelijks op zondag naar den Anderlecht om te kijken hoe ze tijdens het jaar al richting kampioen spelen. Aja. En tijdens de voetbal stoort ge beter niet, dus stuur ik hem mijn dringende vraag per sms. Het is mij namelijk al eerder voorgevallen dat ik iets wil vragen en dat er net op dat eigenste moment een goal gescoord wordt. “Merci voor de Bigoli’s. Hoe maak ik ze het best klaar, die dikste pasta’s ter wereld?” “4-0. Met courgette, basilicum en pijnboompitten (facultatief)”, stuurt hij terug – overigens zijn langste sms ooit naar mij.

Ik hou van de recepten van mijn vader. Sinds ik alleen woon in Vorst, bedenk ik mij regelmatig dat ik een gelukzak ben geweest met thuis een restaurant in onze living. En dat ik graag wat minder was gaan werken. U ook. Ik omdat ik dan van hem had kunnen leren koken en ik dan nu zijn truukjes zou kennen als zijn geheimen. Liefde gaat door de maag. Ik denk zijn ‘facultatief’ weg en loop de deur uit. En de deur ernaast binnen.

Courgette hebben ze, basilicum oogst ik zelf en pijnboompitten hebben ze er nooit gehad. Ik krijg een verwarrende wegbeschrijving van de enige zaak uit de buurt waar ze wel pijnboompitten hebben. Ze zijn wel altijd erg hulpvaardig in de buurtwinkel naast mijn deur. Ook ’s ochtends wanneer ik recht uit mijn bed wat fruit kom kopen en sprakeloos ben over een droom of zwijgzaam wegens een ochtendhumeur dat ik ontken. Ik krijg de wegbeschrijving nog een keer maar op een compleet andere manier en aangevuld door iemand die alles in heel veel gebaren vertaalt. Ik kom op dat punt waar je niet meer kan volgen en gewoon nog uit beleefdheid knikt en zwijgt tot als de vriendelijke behulpzame mens stopt met praten en glimlacht.

De mannen glimlachen, ik vertrek en ik slalom door verschillende landen en straten, de Bosniëstraat, de Serviëstraat, de Denemarkenstraat. Ik vraag in elk winkeltje dat ik passeer of ze er pijnboompitjes hebben. De Indische vrouw van de winkel op de Koningslaan belt naar haar man om te vragen wat ik eigenlijk bedoel. Ik ben vertederd door haar moeite. In een andere zaak sturen ze me naar ‘fruits sechés’. Dat blijkt de winkel te zijn waarover iedereen sprak.

De uitbater legt me uit dat de pijnboompitten te klein waren deze week en dat hij ze daarom niet heeft aangekocht. Ik kies voor een zakje cacahuetes. Dat lijkt er nog wat op, alleen mijn eigen ‘make belief’ werkt bij mij. Monsieur Droogfruit trekt mijn zak nootjes open en begint er losweg van te eten. Hij zegt dat ze niet meer zo goed zijn en gooit nog een handvol naar binnen. Ik kijk hem verbaasd aan en vraag me af welke truuk hij nu bovenhaalt. Hij roept dat ik een ander zakje moet nemen en dat het zakje dat hij aan het binnenschransen is, nog maar goed is tot 2014. Ik blijf minstens een halve minuut naar hem gluren en lachen vanachter het rek voor ik terug naar de kassa wandel met een identiek zakje.

Ik heb 6 cent te weinig bij en hij zegt “laat maar vallen”. Die uitspraak flitst me terug naar een hilarische herinnering uit mijn studententijd: Voor mij aan de kassa in de Aldi stonden twee kindjes met een paar zakken snoep. Ze hadden ook te weinig geld bij. De vrouw aan de kassa zei: “laat maar vallen”. Waarop ze haar verbaasd aankeken en de zakjes snoep dan maar lieten vallen.

Op mijn terugweg passeer ik de winkel die me de gouden tip richting ‘fruits sechés’ gaf en ter bedanking koop ik symbolisch een ajuin. Verderop in mijn Montenegrostraat hoor ik een jongen naar boven roepen dat ze bij de Marokkaan geen vinaigrette hebben en of hij naar de Indiër moet gaan om daar eens te kijken. Zijn moeder vloekt naar beneden, op de vinaigrette, en antwoordt haar zoon dat dat een heel goed idee is. Iedereen heeft precies honger nu en iedereen heeft zo z’n eigen kooktruukjes waarmee  een gerecht echt staat of valt.

Iets verder is de stoep smaller dan normaal. Meubels die klaarstaan voor het groot vuil nemen de helft van de plek in. Er komt een jonge vrouw afgewandeld en ik voel van op afstand dat we tegelijkertijd aan de obstakels zullen toekomen. Het is even afwachten wie er zal wijken. Ja oké, oké, ik laat haar passeren. En krijg een hele vriendelijke ‘goede avond’ terug.

Wanneer ik mijn voordeur open, hoor ik nog net een vrouw uit de buurtwinkel op z’n Italiaans jammeren dat ze 20 cent te weinig heeft teruggekregen. Waarop Mohammed vanachter de toonbank antwoordt dat hij al wat ouder wordt, dat zij zo mooi is en dat hij daarom wat in de war  geweest zal zijn.

Ja, ieder z’n truukjes, he.

Share

Door Jill

Dichter-woordkunstenaar. Dertiger. Reisde al van kleins af aan mee met haar vader naar de grote hoofdstad om verse basilicum te halen achter de Vismarkt, vlees aan de Abattoir, champignons bij Champigros, garnalen bij Mer du Nord en leerde zo de stad en de binnenwegjes kennen. De puzzel viel voor haar in elkaar toen ze vanboven op Parking 58 het zicht zag en toen snapte ze het: "Deze stad is ongelooflijk. Ik wil schrijven over alles wat ik zie." Hoe ze bij BrusselBlogt terechtkwam, als "een flamingo tussen vreemde vogels" vertelt ze in deze bijdrage. Ze heeft haar eigen blog: www.verhaalgemaak.wordpress.com.