Categorieën
Kunst

Dodencultus uit het Oude Egypte

Een eeuwig leven en wel door na de dood in een hiernamaals te zijn, ook vandaag nog geloven mensen dat het kan. Ver voor onze tijdsrekening, gedurende een periode die meer dan 3000 jaar overspant, waren het koningen en later ook hogere functionarissen en priesters die er naar streefden. ‘Sarcophagi – onder de sterren van Noet‘, een tentoonstelling die momenteel loopt in het Jubelparkmuseum, geeft aan de hand van stukken uit de eigen collectie inzicht in de wijze waarop de Oude Egyptenaren hun doden bijzetten.

Mummiemasker (anoniem)

De Oude Egyptenaren plaatsten bij de begrafenis van  een overledene grafgiften in de graftombe of de doodskist en omringde hem met afbeeldingen van goden. Men geloofde dat een dode elke dag als Osiris uit Ra, de god van de zon, herboren werd. De moeder van Osiris, de godin Noet, bewerkstelligde deze hergeboorte.  De wijze waarop doden werden bijgezet evolueerde door de tijd heen maar de uitgangspunten bleven dezelfde. In de tentoonstelling zijn talloze sarcofagen te bekijken die deze evolutie duiden.

De opbouw, vorm en versiering van de doodskisten veranderen. Aanvankelijk rechthoekig van vorm verschijnen meer en meer afbeeldingen en opschriften op de buitenkant van de kisten. Aan de kant die naar het oosten is geplaatst worden oedjat-ogen geplaatst (de ogen van Osiris die elke dag de zon ziet opkomen). Tevens ging men uitspraken van goden ter bescherming van de dode op de kisten plaatsen. Later wordt ook de binnenkant van de kisten beschilderd met teksten en afbeeldingen. Het gaat hier om teksten en taferelen uit begrafenisrituelen en offerscènes of spreuken van beschermgoden en –godinnen. Aan de onderkant van het deksel van de kisten komt dan weer een afbeelding van Noet, de godin van de hemel.

Om de dode te helpen om het hiernamaals te bereiken worden voorwerpfriezen aangebracht. Het zijn opsommingen van zaken uit de buitenwereld en grafgiften die in graftombes aan de doden werden meegegeven. Soms werden kleine menselijke figuren die slaven voorstelden bij het gemummificeerde lichaam toegevoegd.

De kisten veranderden van vorm. Andromorfe of mummievormige lijkkisten beschouwde men als een uitbreiding van de mummie en het dodenmasker. Gedurende bepaalde periodes krijgen kisten een witte of  zwarte kleur (wit: nabootsing van mummie, zwart: kleur van vruchtbare klei). Gaandeweg gaat men ook meerdere kisten gebruiken die men in elkaar past.

Menselijke mummie en andromorfe kisten

Op de tentoonstelling is meer te bekijken dan doodskisten alleen. Er wordt ingegaan op de techniek van het balsemen en het conserveren van lichamen als mummie. Een aantal voorbeelden van oeshebtis (kleine menselijke figuren die bij de doden werden gevoegd) zijn te bekijken. Ook dieren werden gemummificeerd en in houders geplaatst. Er zijn mummies van een hond en een kat tentoongesteld en mummiehouders voor katten, valken, slangen en scarabeeën. Deze houders zijn esthetisch van het mooiste wat er op de tentoonstelling te bekijken is.

Niet alles wat er staat is even mooi en goed bewaard. Vele van de sarcofagen hebben geleden onder de omstandigheden waarin ze werden vervoerd en bewaard. Bij vele van de tentoongestelde stukken is te lezen hoe de acquisitie verliep. Vaak gaat het om schenkingen. Enkele van de stukken werden door het museum aangekocht.

Conserveren van sarcofaagkist

Aan het eind van het parcours is trouwens te zien hoe medewerkers van het Instituto Europeo del Restauro (Ischia) aan het werk zijn bij het conserveren van sarcofagen uit de museumcollectie. Egyptologen, restaurateurs en chemici werken samen om de stukken van verder verval te behoeden.

De tentoonstelling ‘Sarcophagi, onder de sterren van Noet’ loopt nog tot woensdag 20 april in het Jubelparkmuseum (KMKG, Jubelpark 10, 1000 Brussel). De tentoonstelling is te bezoeken van dinsdag tot vrijdag van 10 u tot 17 u, op zaterdag en zondag van 10u tot 18u.

Tekst: Michel Zeghers

Share

Door Michel

Heeft een boontje voor Brussel, pendelde jaren lang om er te gaan werken en komt er, ook nu nog, graag terug. Hij vindt multiculturaliteit, zeker in steden, onvermijdelijk en verrijkend. Dat verschillen zichtbaar en soms uitvergroot worden is er een consequentie van. Als ze inspiratie opleveren is het mooi meegenomen.