Categorieën
Brussel Actua Brussel-Stad Faits divers

Klein Kasteeltje: “I could be you, you could be me”

Twee weken geleden was er op vrijdag een feestje voor de vrijwilligers van het Klein Kasteeltje / Petit Chateau. Deze instelling van Fedasil (het Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers) zorgt voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming en coördineert ook de organisatie van de vrijwillige terugkeer naar de herkomstlanden.

Fedasil heeft heel wat opvangcentra, maar het Klein Kasteeltje is het enige aanmeldcentrum van België. Hier moeten alle mensen zich aanmelden die in België een verzoek om internationale bescherming willen indienen. Die mensen verblijven in de regel slechts enkele dagen in het aanmeldcentrum.

Vrijwilligers van allerlei slag

Als nieuwe vrijwilliger kon je deelnemen aan een korte rondleiding in het centrum. Gemiddeld komen er dagelijks zo’n 130 asielzoekers aan, maar na een (lang) weekend kan dat aantal oplopen tot 250 à 300 personen. Omdat de wachtrijen voor het aanmelden soms lang zijn, wordt voorrang gegeven aan de zwaksten: gehandicapten, zieken, ouderen, onbegeleide minderjarigen, zwangere vrouwen… Een 100-tal personeelsleden staat in voor de werking.

Bij de aanmelding gebeuren er verschillende zaken. De identiteit van de mensen wordt vastgesteld (door de Dienst Vreemdelingenzaken) en er gebeurt een controle op de veiligheidsrisico’s. Er wordt geëvalueerd of iemand recht heeft op materiële hulp en eerste opvang. In een gesprek wordt de situatie van de asielzoekers onderzocht met het oog op de toewijzing naar een aangepaste opvangstructuur. Soms moet (op basis van objectieve criteria) aan de mensen worden meegedeeld dat ze geen recht hebben op opvang (wat losstaat van hun eigenlijke aanvraag tot asiel).

De directrice van het aanmeldpunt drukte haar waardering uit voor het werk van de vrijwilligers. Het personeel van het centrum is immers bezig met de registratie en de opvang, en er zijn wel twee personen die de animatie coördineren, maar de animatie zelf, dat gebeurt door vrijwilligers van allerlei slag.

Toevallig en onbedoeld

Zelf kwam ik eerder toevallig en onbedoeld met dit vrijwilligerswerk in contact. Ik was voor mezelf op zoek naar oefenkansen Spaans en wilde in ruil graag anderen oefenkansen Nederlands bieden. Zo maakte ik kennis met het project Café Lingua van Welcome Home International waar ze een tekort hadden aan mensen met moedertaal Nederlands.

Na een korte briefing nam ik deel aan de eerste conversatietafel die toen nog niet in het Klein Kasteeltje zelf plaatsvond. Op die avond bood er zich plots een groep van een 30-tal vluchtelingen aan, samen met een coördinator van het Klein Kasteeltje. Een stuk of zeven onder hen wilden graag Nederlands leren. Die mensen waren enkele dagen tot weken in ons land en hadden zich pas bij Fedasil aangemeld, dus ze kenden nog geen woord Nederlands.

Later leerde ik dat de vluchtelingen maar enkele dagen (heel uitzonderlijk een week of langer) in het aanmeldpunt blijven, tot ze elders in een opvangcentrum terecht kunnen. De meeste mensen zie je na één ontmoeting dus niet terug. En die eerste woordjes Nederlands zijn dus meer een manier om het zelfvertrouwen wat op te krikken en te socialiseren. Een echte taalcursus is voor later.

We waren blij met de grote opkomst, maar we begrepen ook dat we dit niet aankonden. Als enige Nederlandstalige moest ik die avond quasi onvoorbereid zeven mensen van heel diverse afkomst de beginselen van het Nederlands bijbrengen. De eerste minuten was ik niet op mijn gemak. Maar dat gevoel verdween snel.

Mijn naam is…

We begonnen met onszelf voor te stellen, te zeggen hoe we heetten, waar we geboren waren. We leerden tot twaalf tellen. We leerden de namen van de dagen van de week en van de maanden van het jaar. Voor sommigen was het moeilijk omdat ze behalve hun moedertaal geen andere taal spraken. Zelfs de klanken van het Nederlands waren voor velen niet eenvoudig. Anderen spraken al drie of vier andere talen en maakten sneller vordering. Ze hielpen elkaar via de talen die ze gemeenschappelijk hadden. Ik schreef wat woorden op een blad. Het was vermoeiend. Voor hen, maar ook voor mij. Maar we lachten ook veel (ook met elkaars grappige fouten) en op het einde van de avond namen we hartelijk afscheid.

De week erop besloot de coördinator van Welcome Home International in samenspraak met de coördinator van Fedasil dat Café Lingua beter in het Klein Kasteeltje zelf kon plaatsvinden. In het lokaal van Buro Bizzi is er meer plaats en de mensen voelen er zich meer op hun gemak. Deze keer had ik me voorbereid en de basisbegrippen uitgetypt op een paar bladen papier die ik kon uitdelen. De groep mensen die Nederlands wilde leren was groter geworden. Gelukkig waren we ondertussen met drie Nederlandstaligen. Ik ontfermde me over een groepje van vier mensen uit El Salvador en Venezuela die Spaans spraken (een taal die ik leer), en vier mensen die naast Arabisch ook Engels spraken. Een vader en zijn dochter kwamen uit Jemen.

Over persoonlijke omstandigheden bleven we tijdens de gesprekjes meestal op de vlakte. Het werd wel duidelijk dat het de sterksten zijn die aan de activiteiten deelnemen, degenen die het lachen nog niet is vergaan. Ik hoorde dat sommige vluchtelingen hun kamer amper verlaten omdat ze met posttraumatische stress kampen door wat ze allemaal hebben meegemaakt. Zij hebben andere noden.

Together

Terug naar die vrijdagavond midden in december. Na de rondleiding gingen we naar de grote animatiezaal. In de aanpalende keuken hadden een aantal vluchtelingen een feestmaal voor ons klaargemaakt. Allerlei kleine, typische gerechtjes uit hun land van herkomst of uit naburige landen. El Salvador, Mexico, Cuba, Brazilië, Syrië… Trots stelden ze zichzelf en de door hen bereide gerechten voor. Wij applaudiseerden uitgebreid voor al dat lekkers.

Toen gingen we aan tafel. Ik maakte kennis met een aantal andere vrijwilligers die geen deel uitmaken van het groepje van Welcome Home International. Een aantal mensen is niet georganiseerd en doet op individuele basis vrijwilligerswerk. Onder elkaar spraken we allerlei talen: Nederlands, Frans, Engels, Spaans… Talen scheiden als je ze niet kent. Maar ze verbinden als je ze ook maar een beetje spreekt. Dat geldt voor vluchtelingen én voor vrijwilligers.

Na het dessert werden er nog cadeautjes uitgedeeld. Sleutelhangers die de kinderen voor ons hadden gemaakt. Elk met een boodschap erop. Ik koos voor “Together”. Samen. Samen sterk. Together we’re strong. En ook al lijken of zijn we heel verschillend, uiteindelijk is het zoals in het liedje dat we eerder op de avond zongen: “I could be the King of Belgium, he could be a refugee. I could be you, you could be me.”

Share

Door Patrick

Voorouders in West-Vlaanderen en de Kempen. In 1968 geboren in Wilrijk (Antwerpen). Woont sinds midden 2001 in Brussel en werkt er sinds 2002. Woonde tot eind 2013 in Laken, sindsdien in Sint-Jans-Molenbeek. Vindt Brussel een moeilijk lief, maar houdt toch vooral van de schoonheid, de meertaligheid en de diversiteit van het gewest. Ondersteunt beroepshalve de Nederlandstalige openbare bibliotheken in Brussel.