Een kunstminnende mens moet bij de tijd blijven. Dat je daarvoor een zakenkrant moet lezen, zegt veel over de kwaliteit van de Vlaamse media, maar kom…
Aangetrokken door het perspectief van het gratis Kaaiman-boekje met de gebundelde columns van Koen Meulenaere kwam het er weer eens van: de ‘Tijd’ aan de zaterdagse ontbijttafel. De roze krant (de Financial Times achterna) gaat op zaterdag vergezeld van een reclamevehikel genaamd Sabato (יום שבת, in het Hebreeuws). Het type magazine dat vroeger ‘glossy’ werd genoemd, zij het dat het tegenwoordig op lekker zacht aanvoelend mat papier wordt gedrukt. Het voelt aan als drielagig toiletpapier. Het bevat trouwens ook heel wat shit. Over de nieuwste trends in binnen- en buitenhuisdecoratie, parfumerie en cosmetica, damesmode en dus ook Kunst. Of wat daarvoor moet doorgaan.
Deze week ging het, in een rijkelijk geïllustreerd artikel, over Jan De Cock (Nomen est omen). Ik vermoed dat de zelfverklaarde Meester Beeldhouwer in alle bescheidenheid heeft gemeend dat het tijd werd om de goegemeente kond te maken van zijn nieuwe inzichten. Het is waar: we waren hem bijna vergeten. Dat lag natuurlijk volledig aan ons. We hebben nu eenmaal niet de gewoonte zélf op zoek te gaan naar nieuws over Meester Oplichters in de Kunsten. Daar heb je gespecialiseerde critici, riooljournalisten, broodschrijvers of copywriters voor.
Hoe verder ik las, hoe meer ik de indruk kreeg dat de laatste Vlaamse primitief (his words) het slachtoffer was geworden van een practical joke. Nietsvermoedend werd hij voor zijn doelgroep (de welstellende, West-Vlaamse neringdoener) te kakken gezet als de zelfingenomen beotiër die hij is. Het is altijd leuker en efficiënter als zulke blaaskaken de poten van hun zelfgetimmerde troon dóórzagen. Tenslotte is Jan Frederik De Cock (zijn nieuwe merknaam, werd ons minzaam medegedeeld) ook een Meester Schrijnwerker, dus van poten doorzagen heeft hij wel kennis.
Hij heeft dat trouwens ten overvloede bewezen toen hij in Brussel op een niet te evenaren wijze een samenwerking met de Sint Lukaskunsthumaniora opzette. Wat aanvankelijk een grootmoedig, altruïstisch project leek, draaide binnen de kortste keren uit op een fiasco, waarbij de kunstschool en de gemeenschap voor nogal wat onvoorziene kosten opdraaiden. De boel (het Brussels Art Institute) werd uiteindelijk opgedoekt, waarna de Meester een ‘burgermanifest’ van zeven pagina’s publiceerde, waarin hij iedereen – zonder enige uitzondering behalve zichzelf – tot achterlijke debielen uitriep, om vervolgens een klacht mét burgerlijke partijstelling tegen vier mediagroepen neer te leggen wegens “het doodzwijgen van de inlandse culturele elite (…), wij vreemden”. De tekst en de klacht werden op hoongelach onthaald, niet het minst door de woordenbrij en de wartaal waarin De Cock zijn ideeën probeerde te formuleren. De Cock leek alle krediet verloren te hebben, letterlijk en figuurlijk. Hij diende gebouw en inboedel te laten veilen.
Enfin, zoals men in Brussel pleegt te zeggen, blijkbaar had hij toch nog wat centen over om een voormalige Olivetti-fabriek en een Palladiaans huis in de buurt van Turijn te kunnen kopen om daar een gelijkaardig project op te zetten. Hoe het daar verder mee zit, komen we in het artikel niet te weten.
Wél worden we ten overvloede rondgeleid in zijn nieuwste stek in Brugge. Een huurhuis ditmaal, we komen zelfs de naam van de Knokse immomakelaar te weten – voor wat hoort wat, in die middens. In zijn oneindige goedheid heeft de “grootste beeldhouwer van zijn generatie” (sic) besloten het provinciestadje te vereren met zijn aanwezigheid en er een culturele Renaissance op gang te brengen. Helemaal in zijn eentje. En belangeloos, dat spreekt.
Oké, zijn huis en kelder zijn volgestouwd met onverkochte rommel, maar die mag nu weg voor een zacht(er) prijsje. De Cock werkt nu namelijk zonder galerie, dus dat scheelt algauw een stevige slok op de borrel. Zijn doelgroep zal het graag horen! Of zijn eerdere kopers de solden evenzeer zullen smaken, is nog maar de vraag! Zijne Strapatsende Hoogheid had al de waarde van hun aankopen gekelderd, en nu dít…
“Ik wil weg uit het verstikkende kapitalistische systeem van galeries en veilingen dat de kunstwereld verziekt heeft,” verzucht de man die inderdaad geen galerie meer bereid vindt hem te vertegenwoordigen. Hij heeft er over de jaren wel een paar tientallen versleten, en niet de minsten, die in zijn peptalk en talrijke Manifesten geloofden. Of deden alsof.
Maar vrees niets: ondertussen houdt zijn bevriende immobiliënmakelaar de zaken draaiende en heeft de Meester een eerste leerling toegelaten die hij het vak zal leren. “Voorlopig gratis,” verduidelijkt de Cock. Op termijn moeten het er twaalf worden.
Een messias heeft nood aan volgelingen, maar of de blijde boodschap zal blijven aanslaan?
Yves de Vresse schreef deze bijdrage voor de blog Pierewit. Hij reageert daarmee op een reportage over Jan De Cock van Sabato, het lifestylemagazine van De Tijd.