Dag jongen,
Thuiskomen is een gevoel. Het brengt rust, zet de longen open. Cellen in het lichaam gaan dansen, schurken zich tegen elkaar aan, tintelen. Het gevoel was heel sterk toen ik het oude Jeruzalem bezocht. Alles was nieuw, maar toch leek het alsof ik de stad herkende, alsof de steen waaruit de omwalling gemaakt was altijd al in mij had gezeten. Hetzelfde had ik toen de cipressen langs de weg opdoken tijdens een roadtrip naar de Provence. Het is geen déjà-vu, geen herinnering, want op beide plaatsen was ik nog nooit geweest, wat is het dan? Wat zat er in het landschap dat voor herkenning zorgde?
Hoeveel van Brussel zal er in jou blijven wonen? De Sint-Katelijnekerk met haar propere voorgevel en zwarte flanken? De autovrije Anspachlaan? De art-deco van de oude Citroëngarage? La ferme Maximilien met zijn schapen, konijnen, paarden en lama’s?
Brussel was voor mij een stukje thuiskomen en lang heb ik niet geweten waarom. Het kan hier vuil zijn, of druk en lelijk, dat is wat dagjesmensen zien.
Het is ook de stad van het potentieel. Het is ons New York. Door een smeltkroes van indrukken, nationaliteiten, culturen en taal brengt het iedereen op eenzelfde niveau.
Er is de taal die gebrekkig in mijn mond huist. Spreek ik Frans, Nederlands, gebruik ik Engels, of gooi ik er Arabisch en Turks tussen? Buren leer je amper kennen, want alles beweegt en nooit weet je hoe lang iemand zal blijven. Het contact was altijd goed.
Belangrijker nog was de verbrusseling. Volgens wikipedia is het een bewuste strategie, eigen aan Brussel. Je laat een gebouw leeg staan, verkommeren tot het punt dat er niets anders rest dan het te ruimen en er iets nieuws te zetten. Dat is wat ik kwam doen. Ik kwam mezelf verbrusselen.
Ik kwam hier om alles te vergeten: wie ik was, waar ik vandaan kwam en hoe ik zou zijn, maar het heeft me alles gegeven wat ik nodig had: mezelf, je mama en jou. Brussel is de stad van het potentieel. Wie iets zoekt, kan het hier vinden.
Het is eigen aan de mens om te dwalen, steeds opnieuw vooruit te kijken, op zoek naar iets nieuws. Van oorsprong zijn we jagers, maar de geschiedenisboeken zullen je leren dat nomaden zich vestigden, eerst in de Vruchtbare Sikkel, daarna aan elke oever van een rivier. Vanaf dan is het de mens pas écht goed beginnen gaan.
Niet lang geleden hadden je mama en ik dat ene gevoel. We herkenden de bakstenen, het parket en gras, al hadden we het nooit eerder gezien. Alles in ons zei Ja.
We kochten het huis, een stukje land aan de oever van de Dijle. Hier begint onze neolithische revolutie.
Liefs,
je papa
Deze tekst verscheen eerder op de blog Brieven aan mijn zoon.