Vorst is meer dan het Dudenpark, Wiels, Hoogte Honderd, Vorst Nationaal, de Audi-fabriek en de gevangenis. Gaetan Carlier woont in de gemeente en zet als kersvers lid van het fotografencollectief Stadsbiografie Brussel zijn lens scherp op enkele minder bekende plekjes.
Sociale woningen in de Marconistraat
De art nouveau was in de beginperiode voorbehouden voor de villa’s en herenhuizen van de bourgeoisie. In 1901 werd de stijl toegepast bij het bouwen van arbeidersappartementen. Het blijft een van de zeldzame sociale woningcomplexen in art nouveau in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De architect Léon Govaerts (1860-1930) was zijn tijd ver vooruit. In plaats van glas en ijzer gebruikte hij gewapend beton en een korrelige cementlaag op de gevel. Waarmee hij een brug maakt naar de latere stijlen van de jaren 20.


Voormalige watertoren
Om de groeiende bevolking in Sint-Gillis en Vorst te blijven voorzien van voldoende drinkwater, werd in 1905 een watertoren in de Marconistraat gebouwd. Het was een van de eerste torens gemaakt in gewapend beton. Het ding werkte tot in 1934.
Na de oorlog werd de watertoren verkocht aan de gemeente Vorst. Het plan was om er een brandweerkazerne in onder te brengen. Wegens een gebrek aan geld kwam het nooit zover. In 2006 kocht een projectontwikkelaar (H2O) de verloederde toren over en bouwde het om tot een woon- en kantorencomplex. De bovenste verdieping is een luxeflat met dakterras en een panoramisch zicht van 360° van Grimbergen tot in Eigenbrakel.

De Havenarbeider op het Constantin Meunierplein
Het standbeeld waarmee Constantin Meunier (1831-1905) écht beroemd werd, staat niet in Brussel, maar in Antwerpen: de buildrager (1885). Het is een ode aan het zware werk van de havenarbeiders. Dit werk was een mijlpaal in de kunst. Het sociaal realisme, tot dan vooral bekend in de literatuur, trok zich door in de beeldende kunst. In Vorst staat een verkleinde versie van het beeld, ook van Meuniers hand. De bourgeoisbevolking van de 19de-eeuwse Molièrewijk financierde de bouw van het beeld.

Monument voor de doden tegenover het gemeentehuis
Het monument voor de doden werd opgericht in 1921, ter nagedachtenis van de 165 Vorstenaren die gesneuveld waren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het memoriaal is van de handen van Vorstenaar Victor Rousseau (1865-1954) en Joseph Van Neck (1880-1959). De eerste is bekend van beelden in het Jubelpark, de ULB en het gemeentehuis van Vorst. De tweede door zijn ontwerp van Paleis 5 aan de Heizel.
Het memoriaal is opgedeeld in twee delen. Het eerste deel is een hommage aan de doden en wordt weergegeven door de triestig kijkende vrouw met een bos rozen. De vrouw met de laurierkransen symboliseert de herdenking van de glorie en de overwinning. Beide standbeelden zijn van brons en bladgoud. Na de Tweede Wereldoorlog paste opnieuw Victor Rousseau het kunstwerk aan. Hij voegde er twee zijkanten aan toe. In dat deel staan ook namen van vrouwen. Burgerdoden werden nu ook opgenomen.




