De weg naar het werk is de weg die je het minst goed kent. Je bent hem al zoveel keer op- en afgelopen dat je er niets meer van ziet.
Het moet efficiënt en snel gaan. Het enige wat je opvalt aan de weg naar je werk is dat hij steeds meer gebruikt wordt, dat er steeds meer mensen, fietsers, steps, huurbakfietsen en automobilisten zijn die je vergezellen. Het enige wat je opvalt is dat je steeds vroeger moet opstaan om op hetzelfde uur op je werk aan te komen.
Het vierde stilleven heb ik ontdekt op de weg naar het werk. Het scheelde niet veel of ik had het gemist.
Via de Zwarte Lieve Vrouwestraat loop ik de Paul Devauxstraat in. In de Midtown Grill, die ’s morgens tevens dienstdoet als ontbijtzaal voor de gasten van het hotel, zie ik een vrouw zitten aan een tweepersoonstafel. In haar rechterhand heeft zij een croissant vast, het servetje plakt er nog aan, met haar linkerhand zit ze aan haar telefoon, of is het een iPad? Zonder op te kijken bijt ze in een uiteinde van de croissant. Kruimels vallen op het lijkwitte bordje. De verlichting is zodanig gedimd dat het lijkt alsof het aan de andere kant van het raam nog donker is. Ze heeft haar jas aan.
Ik loop door loopgraven, diep uitgegraven wegen die verder eroderen door de massa’s mensen die eroverheen marcheren. De gebouwen zijn gehouwen uit steile rotswanden. De stad wordt steeds dieper. De wind waait steeds harder.
Vanaf het buitengaan van je huis kan je slechts de patronen van de geschiedenis volgen. Rechts of links?
Diagonaal steek ik het Beursplein over naar de Henri Mausstraat. Fritland is nog gesloten. Ik loop de Zuidstraat in en slaapdronken zweef ik door de Steenstraat en de Vruntstraat. In de Violetstraat begint de klim naar boven.
Ik overdenk wat ik net heb achtergelaten. Ik overdenk wat op me ligt te wachten. De wandeling is een brug.
Eén, twee, drie. Drie bordjes. Telkens met een gelijkkleurige beker als bodyguard. Droom ik nog?
Kersenrood, smaragdgroen en ravenzwart op vanillegeel en hertenbruin.
Lila en mintgroen op ambergeel.
Vlierbespaars en goudgeel op zacht jadegroen.
Dit stilleven wil ik schilderen met slagroom.
Even weet ik niet meer of ik van thuis of van het werk kom.
Via de reflectie in het raam zie ik de stoet mensen achter me die zich van het Centraal Station naar hun werk haasten. Ik zie angstige en bezorgde gezichten. Allemaal in zichzelf opgesloten via hun telefoonscherm.
Ik neem een foto, ik rits in en samen lopen we verder de bovenstad tegemoet.
Thomas Dielman schildert Brusselse stillevens. Ze hebben volgens de kunstenaar, die aan Sint-Katelijne woont, geen enkel doel buiten het feit dat een mooie compositie rust en troost kan bieden. Ze kunnen je even verwarmen en je eraan herinneren dat schoonheid overal te vinden is