Nog tot 1 augustus loopt er in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel (KMSKB) een tentoonstelling met moderne kunst van de autochtone bevolking van Australië. Het is verfrissend om in de statige museumzalen een soort kunst te bekijken die in oorsprong op rotsen en in zand werd getekend.
De aanhoudende opvolging van warme dagen deed me denken aan de reizen die ik ondernam naar Italië. Cultuursteden waren dan meestal de bestemmingen. In een streven om ook het dagelijkse leven van de Italianen te kunnen proeven keek ik niet op een dag of een week meer of minder. Het overnemen van het levensritme en het me openstellen voor cultuur maakte dat ik bij terugkeer een weliswaar kortstondige cultuurshock beleefde. Vooral de architecturale homogeniteit van een stad als Firenze contrasteert danig met de chaotisch aandoende diversiteit die het stadsbeeld van Brussel kenmerkt. Het klassieke schoonheidsideaal is slecht een van de invloeden die architecturaal Brussel maakten tot wat het nu is. In Firenze adem je doorlopend de ingehouden genialiteit van de cinquecento in . Als je die dan dient te ontberen bij terugkeer in België is het te begrijpen dat je aanvankelijk in ademnood komt.
Ook Brussel heeft zijn periode gekend waarin kunstenaars hun inspiratie zochten en vonden in de klassieke oudheid. Niet enkel bij het vormgeven van gevels van woonhuizen maar ook bij het optrekken van cultuurtempels vierde in de loop van de 19de eeuw het neoclassicisme hoogtij. Het gebouwencomplex van de KMSKB en in het bijzonder de voorgevel met hoofdingang spreekt boekdelen: in Brussel kon er net iets meer om indruk te maken op de bezoeker. Het archaïsche van de vroege Europese cultuur lijkt ver te zoeken. Een verheerlijking van het individu heeft de plaats ingenomen van de artistieke functionaliteit voor de kleine gemeenschap.
Het elitair karakter van de museumgebouwen is slechts een van de aspecten waar de KMSKB vandaag voor staan. Als elk zichzelf respecterend cultuurinstituut streven de KMSKB door hun publiekswerking naar laagdrempeligheid en het bereiken van een breder publiek. Meestal wordt er bij de activiteiten een verband gezocht met werken uit of delen van de vaste collecties van de musea, collecties die zo uiteenlopend zijn dat, vaak uitgaand van cultuurwetenschappelijke studie, grensverleggende historische en actuele thema’s niet uit weg gegaan worden.
Bij het ontvangen van het persbericht van de tijdelijke tentoonstelling over Aboriginele kunst vroeg ik me dan ook af of ook hier de discussie over roofkunst opgeworpen zou worden. Vanaf eind 19de eeuw werden kunstvoorwerpen uit het toenmalige Congo-Vrijstaat naar België gehaald onder meer onder het mom van wetenschappelijk onderzoek naar etnische verschillen tussen de verschillende volksstammen. Deze tentoonstelling zoekt eerder het spiritueel karakter van de traditionele kunst van de oorspronkelijke bevolking van Australië te belichten en wel aan de hand van kunst die met minder traditionele methodes tot stand kwam. Van oudsher werd de Aboriginals elke vorm van culturele identiteit ontzegd. Aan het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw beginnen leden van Papunya Tula-gemeenschap acryl, penselen, karton en later ook doek te gebruiken bij het maken van kunst. Kunst was een middel om hun identiteit te affirmeren. Het naar buiten treden met hun kunst was een van de hefbomen die de emancipatie van de Aboriginals tot stand bracht.
Op de tentoonstelling zijn een 120-tal schilderijen te zien uit de privécollectie van Marie Philippson , een prominente figuur uit de Brusselse cultuurwereld. Op knooppunten van de tentoonstelling zijn een tiental werken uit de moderne collectie van de KMSKB te zien waardoor in dialoog gegaan wordt met onderwerpen van Aboriginele kunstenaars. De toenadering die wordt bewerkstelligd is er niet op gericht om westerse en Aboriginele kunst formeel met elkaar te vergelijken, laat staan een overwicht van de ene over de andere cultuur aan te tonen. Door de cultuurproducten naast elkaar op te stellen willen de KMSKB zogenaamd kruisende zones creëren waarin problematieken door Aboriginele schilderkunst ontwikkeld, richtinggevend kunnen zijn voor gelijkaardige vragen waarmee westerse kunst worstelt. De vrouwelijke dimensie in meer recente evoluties in de Aboriginele kunst is een van die issues.
Als reeds aangehaald vindt de tentoonstelling Aboriginalities nog tot 1 augustus plaats in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Regentschapsstraat 3, 1000 Brussel), meer bepaald in 13 ruimtes op de verdieping -4. Tickets zijn ook online te koop. Na aankoop van e-tickets wordt een digitale versie van de bezoekersgids doorgestuurd. Een papieren versie is beschikbaar aan de kassa/infobalie.
Tekst: Michel Zeghers
Illustratie: persdienst KMSKB