Categorieën
Brussel Actua

Brussel: niet voor bewoning?

Het was een lentedag. Zo’n dag die de annalen haalt omdat het warmterecord weer eens sneuvelt. En ik werkte thuis. Ik werk liever op kantoor, maar af en toe werk ik weldegelijk van thuis uit. Zoals die dag. 

‘s Middags lunch ik dan met een fantastische boterham van bij “Le P’tit Normand” op de trappen van de Beurs. Tussen studenten en pubers met mijn boterham. Iedere kruimel wordt er gestolen door de grootste dievenbende van Brussel. De bende van de stadsduif. 

Terwijl ze vol lef alle kruimels rond me kwamen stelen, wandelde een oude bekende in mijn richting. Ik had haar al meer dan vijf jaar niet gezien (van voor covid, weet je nog). En haar eerste woorden waren: “Dag, dat is lang geleden. Waar werk jij hier?”. Echt waar. “Waar werk jij hier?” Let this sink in.

Ze is links, progressief, ecologisch en werkt voor Fedasil. Maar het stadsleven is duidelijk iets voor de werkende pendelaar. Het kwam echt niet bij haar op dat er in deze buurt mensen effectief ook echt wonen en leven. Dat bleek ook uit het gesprek die we hadden. Ze werkt al vele jaren in de buurt en had de Beurs nog nooit van binnen gezien. Sterker, ze wist niet wat het gebouw was. 

Het stadsleven is duidelijk iets voor haar doelgroep bij Fedasil, maar niet voor haar middenklassebestaan. De stad ervaart ze als niet zo proper, veilig of rustgevend. Die rust vindt ze op de buiten, in haar privétuin met uitzicht op groen. Mijn boterhammen op de trappen zijn een stuk ecologischer zijn en brengen haar geprefereerde inclusieve levensstijl in praktijk. Die opmerking heb ik maar niet gemaakt. Kwestie van haar droom intact te houden. 

Ik vermoed dat ze de paradox niet inziet. De Kantiaanse imperatief die stelt dat je je ethische gedrag kunt afmeten aan de mate waarin het veralgemeenbaar is. Dat we nu niet eenmaal met zijn allen op de buiten kunnen wonen, als we de buiten willen behouden voor toekomstige generaties. Dat we niet idealistisch voor Fedasil kunnen werken en de doelgroep, met al zijn problemen, struisvogelgewijs ontvluchten richting een blanke middenklasse-voorstad. Dat net mijn levensstijl een kleinere ecologische voetafdruk heeft. Al is de stadsduif de enige vogel in mijn omgeving. 

Och, het was maar een korte passage aan de trappen. En om vier uur is de stad weer van ons, de stadsduiven en stadsratten in onze stadsjungle. Dan is de enige associatie die we met het woord “suburbia” maken die van een titel in een (Vlaamse) horrorfilm. 

Share