Dit is de 2e aflevering van de reeks “Jonge regisseurs op het Filmfestival van Gent”. We spreken met Hans Van Nuffel (Mechelen, 1981), wiens kortfilm “Het einde van de rit” meedingt naar de ACE-Competitie voor Vlaamse studentenkortfilms.
BB: hoe ben je ertoe gekomen te regisseren?
HVN: Ik ben al begonnen met ensceneren op de speelplaats, mijn eigen afleveringen van ‘Tour of Duty’ verzinnen en door mijn klasgenoten laten spelen. Van 12 ben ik begonnen met toneel spelen, jeugdtheater. Maar in feite wist ik wel dat ik liever regisseerde. Dus ben ik na de humaniora begonnen met filmregie aan het RITS. Daar laten ze u de eerste twee jaar in feite aan uw lot over, waarschijnlijk om een natuurlijke selectie te laten gebeuren, maar dat kan wel serieus tegensteken. Toen ik mijn 4e (en laatste) jaar begon, ben ik na 2 weken gestopt omdat ik de school zo beu was.
Ik heb dan een jaar gewerkt, o.a. bij het kunstenaarscollectief de Ponis.Een vreemde ervaring was dat, mede omdat het werkproces in zo’n collectief heel anders verloopt. Het materiaal waarmee je werkt is veel meer organisch van aard en het eindresultaat komt meestal vanuit de buik. Ik ben het jaar erop opnieuw begonnen aan het 4e jaar, nu met veel goesting en inspiratie, en dat jaar heb ik nu dus net afgesloten: “Het einde van de rit” is mijn eindwerk.
BB: en waarover gaat de film?
In het kort: “afgekoelde vriendschappen, scheefgelopen relaties en afscheid nemen”. Het is in feite zo dat ik een paar jaar geleden continu aan het tekenen was, alle beelden die in mijn hoofd zaten moesten op papier. Het moeten er een paar duizend zijn, verdeeld over een paar dozijn zwarte boekjes. Dan ben ik ermee gestopt omdat ik het gevoel had dat alles al op papier stond en ik alleen nog herkauwde wat ik al getekend had. De kortfilm is in feite een cocktail van enkele van die scenes (voor degene die de film gezien hebben: de verlaten parking met lantaarnpaal, een concentrische cirkel of spiraal, het dobberen, het modernistisch huis, de combinatie van traditie met high-tech).
Ik ben redelijk vroeg begonnen met de voorbereiding, heb die ook snel afgewerkt, en kon dus als een van de eersten mijn ploeg gaan samenstellen. Ik heb met veel medestudenten (camera, geluid, …) lange gesprekken gehouden en had dus de luxe diegenen te kunnen kiezen die op mijn golflengte zaten. Het voorbereiden van de shoot was zeer grondig: we hebben alles op video gerepeteerd, samen met Rutger Debrabander (DOP), Joke Pevenagie (regie-assistente), Stijn Depla (camera-man) en Ingrid Van Der Hoeven (AD). Met die laatste heb ik dan ook voor elke scene het kleurenpallet afgesproken. De acteurs waren zeer geëngageerd en zaten mee op mijn ’trip’. Dat maakt dat het draaien zelf redelijk relaxed was, we hebben bijna geen overuren moeten doen. De ene draaidag in Parking 58 was wel krap, daar hebben we het een en ander moeten laten vallen.
Voor de soundtrack had ik het jaar ervoor al Wim Lots gevraagd. Zijn samenwerking met Bart Fierens, de geluidsmonteur, was een soort van kruisbestuiving waarbij stukken van de soundscape in de muziek verwerkt zijn en vice versa. De helft van de dialogen zijn trouwens achteraf gedubd, dat merk je niet echt.
Het monteren ging behoorlijk vlot vooruit, mede door de voorbereidingen. Scènes pasten mooi in elkaar en het geheel was vrij snel gelegd. Het daaropvolgende trimmen en schaven was wel soms zenuwslopend. Voor elke cut werd er gevochten met Jeroen (Dejaeger, monteur). De vele kleine details en nuances die je allemaal wil behouden moeten er soms aan in naam van het groter geheel. Met die vooraf vastgelegde kleurenpalletten was de color-grading redelijk simpel. Ik heb veel support gekregen van ACE Postproduction bij de afwerking, ze stonden er niet naast met de chronometer. Ook de ervaring van mijn begeleider Stijn Coninckx kwam van pas.
BB: waar ben je nu mee bezig?
HVN: ik werk nu als assistent voor Frank Theys aan de voorstelling “Technocalyps” (een documentaire van 3 uur). Ik ben ook bezig met het schrijven van een postmoderne film noir, een project dat ik binnenkort ga indienen bij het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Misschien doe ik nog wel wat reclame, het hangt er van af welke voorstellen ik krijg.
(volgende regisseur: Daniël Lamberts)