Twee winkelmeisjes houden een man overeind, hij is blijkbaar onwel.
De éne draagt hem onder de oksels, het andere meisje helpt hem zijn rechtervoet in de wijde broek te steken.
De man is allang niet meer onder de zonnebank geweest, zijn benen zijn kaarswit.
De meisjes giechelen : de paspop is vederlicht, in plaats van de broek staat de éne plots met het been van de man in de hand.
Het is drie uur in de namiddag op de Leuvensesteenweg. Er is een waas van leer en katoen en een licht geroezemoes welke door een veel te luide Radio Contact wordt overstemd.
Een moeder keurt de jeansbroeken voor zoonlief, een opgeschoten puber, die haar boven het hoofd is gegroeid.
Ze heeft zeker zeven pantalons en vijf pulls in beide armen, vermoedelijk is het haar enig kind.
Hij ondergaat het gedwee, hier durft hij buitenkomen met zijn moeder, hij past daarvoor in zijn omgeving.
Soms schudt hij van neen, de moeder port hem om het toch eens te proberen, hij doet het met een lichte weerzin.
Ze komen van ver naar de Leuvensesteenweg, ik herken het ruige Aalsters, het Zottegems en zelfs vanuit de Westhoek wordt hier in de rij gestaan.
Een man staat hulpeloos te kijken, alleen het hoofdje boven de voorhang. Zijn vrouw is al een kwartier zoek, hij moet hoognodig.
Vermoedelijk is ze op een andere verdieping aan het kiezen, daarbij even haar echtgenoot uit het oog verloren.
Hij lijkt wel een biechtvader die wacht op verdwaalde zondaars.
Een jong koppel is gehaast, ze hebben een veel te klein kind in de buggy dat zeer ontevreden is.
Dat komt niet goed, één van de twee zal moeten passen.
Een jonge vrouw discussieert onafgebroken met haar dochter, de smaken liggen mijlenver uit mekaar, en ook de kleuren zijn zeer afwijkend. Ze komen in niets overeen, dat hoort zo als je dertien bent.
Een dikke dertiger schuifelt met zes vesten naar het kleedhokje. Zijn moeder is dood, een vrouw is afwezig.
De kale vijftiger laat zijn veel te jonge Poolse bruidje voor hem neuzen. Hij is heel onvriendelijk, zij veel te onderdanig.
Een lange blondine kijkt even in de spiegel en schikt heur haar, ze kauwt uit verveling.
Onder te veel te korte gordijnen, bemerk ik drie paar behaarde kuiten, de middelste laat niets aan het toeval over : een freak.
Hij heeft zijn kousen hoog opgetrokken, allebei op exact dezelfde hoogte. Hij weet dat het gordijn één en ander verraadt.
Een Marokkaanse familie heeft er een uitje van gemaakt. Vader, moeder, zoon en drie dochters – die kunnen wel wat korting bedingen.
Ze bezetten wel een halfuur alle pashokjes en de zitbanken ervoor.
Een paars koppel zoekt een sjaal welke accordeert met mauve.
Een vijftiger winkelt met zijn bejaarde ouders. Wie zorgt voor wie ?
Even later staan alle wederhelften in de file aan de kassa. De moeder van de opgeschoten jongeman, de mama van de puber, de verloren gelopen dame, de vrouw zonder buggy, de Poolse vrouw, de Marokkaanse madam, de lange blondine, de paarse helft en de moeder van de vijftiger (die dus voor hem zorgt).
Ze tonen trots mekaars trofeeën en zagen over hun ongeduldige venten.
Buiten staat de mannen te roken.
Ze zwijgen en kijken grimmig omdat het zolang duurt.