Ik word stilaan een echte kiekefretter.
Niet zozeer omdat ik mij de gewoontes en de natuur van een Brusselaar eigen maak, dat heb ik altijd al gehad, ook al woon ik hier nog maar acht jaar.
Het gaat eerder over kiekens fretten op café.
Verhalen die je als gebraden kiekens in de mond vliegen.
Ik zit aan de toog naast twee oudere heren in de Kafka. Ze waren verkeerd geland, eertijds huisde hier Lowie van ’t Lieg Plafond, ze waren hier allang niet meer geweest.
Koreaanse veteranen met straffe verhalen, niet van ginderachter, maar uit de Brusselse rimboe.
Ze waren liever bij de spleetogen dan bij de bougnouls, daar hadden ze ook gevochten, bij de opstand van de Simba’s in ’65. Ze waren bij de landing in Kinshasa.
Dat waren niks meer of minder dan menseneters. Net de mensapen voorbij.
Ze hadden goed geboerd, ze verhuurden elk een handvol appartementen.
Het leger betaalde kost en inwoon, dan kan je wel een potje sparen.
“Nooit aan een bougnoul verhuren,” zei de éne. Een maat had dit toch gedaan : aan een bougnoul van de ambassade.
“Jean-Claude, tu es fou,” had hij nog gezegd.
Inderdaad, de zwarte had de eerste maand al niet betaald, de tweede deed hij moeilijk over de verwarming, weigerde ook te betalen.
De derde maand was hij weg, sans nouvelle.
Op de ambassade haalden ze hun schouders op.
“Si j’entends que c’est un bougnol, je l’accroche tout de suite,” zegt de andere.
Hij had een toestel dat de kleur van de beller kon traceren : een gat in de markt.
Even lieten ze hun conversatie rusten want er parkeerde een, weliswaar zwarte, BMW voor de deur.
Daar werden ze allebei even week van, zwarte wagens konden er nog mee door.
Ze woonden in Bosvoorde, overdag kwamen ze wel naar Brussel maar vóór het donker keerden ze terug naar hun cottage aan de rand van het woud.
Het ging nog even over hun vakantie, de maat van Jean-Claude was in Tunesië geweest. “Même hauteur que le Maroc, mais plus agréable.” De hotels waren er beter afgeschermd.
De grote grijze had net zijn maman “geplaceerd” in een rusthuis.
Daar werkten veel zwarten : Afrikaanse bejaardenhelpsters.
Die waren OK, ook het Marokkaanse diensthoofd kon er mee door.
Ik begreep dat er twee soorten bougnouls waren.
De goeie : die soigneerden maman, de slechten pikten de sacoche van hun moetje.
Het verschil tussen slecht en goed : zo zwartwit en simpel zit de wereld in mekaar.
Twee Brusselaars, maar geen kiekefretters.
Er is net zoals tussen zwart en wit een groot verschil tussen een Kiekefretter en een Ettefretter.