Vrijdagavond, 17 uur. Ik spoor vanuit Gent terug richting Brussel. Twee heren van laat-middelbare leeftijd die aan de andere kant van de middengang zitten, discussiëren passioneel over de tegenvallende verkoopcijfers van hun Brugse filiaal.
Ik probeer mijn gedachten te laten afdwalen in de ritmiek van de trein en het geroezemoes van de andere passagiers. Ik word echter gemakkellijk weer naar de woorden van de gesnorde maatpakken geleid, maar voel me telkens een beetje schuldig als ik dat bewust merk. Ik wil niet luistervinken, ben geen voyeur… of is het meer uit angst betrapt te worden? Slaperig onderga ik het komen gaan van flarden en geniet ervan. Ik soes zachtjes weg.
Plots hoor ik “Bon, en ce cas, on doit faire un staff “. Zonder aarzelen belt hij een viertal mensen, de informatie beperkt zicht telkens tot een korte uitwisseling van beleefdheden en het zo mogelijk nog kortere “Un staff, ce soir, 20:00“. Niemand van de opgebelden vraagt om meer info, men is hier blijkbaar al aan gewend. Pfff, op vrijdagavond – ik ben plots dubbel zo blij dat mijn werkdag erop zit. In Brussel-Zuid neem ik met een knikje afscheid van de zakenmannen. Op hun vergadering zal zeker ook zwaarwichtig geacteerd worden, maar geef mij toch maar het afspraakje in de bios die mijn vriendin en ik vanavond hebben.
Veel later, wanneer we voor onze slotbeschouwingen en twee keer “een laatste” een warm café induiken, tref ik de twee treinvrienden weer. Aan een lange tafel, met een 10-tal anderen, bijna onherkenbaar door hun veel lossere pulls en jeans. Nog altijd bezig met hun staff… een avond onder vrienden in de Falstaff.