Naar Brussel verhuizen, betekent voor vele inwijkelingen: de veilige provincie verlaten en wennen aan een nieuwe omgeving. Je komt terecht in een bruisende grootstad die uitblinkt in verscheidenheid van talen en culturen, maar ook gekenmerkt wordt door armoede, zwerfvuil en chaos. Je hoeft maar aan een willekeurig treinstation uit te stappen om te botsen op gestrande asielzoekers, daklozen en alcoholici. Maar Brussel is tenminste eerlijk en stopt zijn problemen niet weg. Welke bekroonde schrijver verkiest in een roman die eerlijke tristesse boven de geveinsde gezelligheid van de provincie?
De Place Saint-Jean klinkt beter dan het Sint-Jansplein: het waait er meer. In de rue des Eperonniers was ik op een draaglijkere manier eenzaam dan in de valse huiselijkheid van de Spoormakersstraat. Na jaren in Brussel voel ik me er nog steeds niet thuis, hooguit op mijn gemak. Meer vraag ik niet, meer wil ik ook niet. Thuis, dat was de provincie, de wereld van wandklokken en asperges: mooi, maar voorbij. Wie nu nog een thuis wil, is verloren. Brussel wordt nooit een lief, niet eens een moeizaam lief maar blijft altijd een commère die reutelt en zeurt en mij uiteindelijk negeert. Een tochtig plein, een grauwe straat, het gejammer van de trams. Liever die eerlijke tristesse dan een geveinsde gezelligheid.
Het citaat komt uit Slagschaduw (2007), het meeslepende en prachtig geschreven romandebuut van David Van Reybrouck. De roman gaat over de queeste door Brussel van een journalist die op zoek gaat naar de vrouw die model stond voor het standbeeld van de verzetsheldin Gabrielle Petit op het Sint-Jansplein. Rik wordt niet alleen door de krant opzijgezet, hij worstelt ook met het verlies van zijn beste vriend Lode en het afscheid van zijn geliefde Claire. De locaties van het boek zijn samengebracht in een Google-kaart. Van Reybrouck werd alom bejubeld voor zijn toneelstuk Missie, zijn essay Pleidooi voor populisme en zijn groots opgezette werk Congo. Een geschiedenis. Aan Brussel Deze Week verklapte hij onlangs zijn Brussel-tips.