Het is al vaker gezegd: Brussel is rijk aan contrasten en paradoxen. De stad geeft zich niet gemakkelijk bloot en ontvangt je misschien niet met open armen, maar is eerlijk en weet je steeds te verrassen. Welke Nederlandse schrijver, dichter en historicus houdt een pleidooi voor een dosis levensvatbare liefde en respect voor de miskende stad, zowel van hen die er wonen als van hen die er werken?
Volgens velen is Brussel een lelijke of ronduit monsterlijke stad, het waterhoofd van een Siamese tweeling. Of drieling wellicht, als men het Europese district wil meetellen als een soort DC. Maar in plaats van als onooglijk samenraapsel, kan men Brussel ook zien als een surrealistische collage van onwerkelijke combinaties die in het dagelijks leven op elkaar zijn geplakt. Wie zich kan vinden in Lautréamonts omschrijving van schoonheid als ‘de toevallige samenkomst van een paraplu en een naaimachine op een operatietafel’, heeft in deze stad niets te klagen. Brussel is even artificieel, hybride, gelaagd, contradictorisch, lelijk, schitterend, chaotisch, problematisch en boeiend als het land waar het de hoofdstad van is.
Het citaat komt van Serge van Duijnhoven, uit een opiniestuk in Brussel Deze Week. De schrijver is in 1970 in Oss geboren en woont in Brussel. Hij debuteerde in 1993 met de dichtbundel Het paleis van de slaap. In 2011 verschenen twee titels van zijn hand: Bitterzoet, een lyrische hommage aan Serge Gainsbourg, en Wat ik zie kan ik niet zijn, een bibliofiele bundel gedichten en verhalen over zijn Noord-Brabantse geboortestreek. In 2012 publiceert hij met fotograaf Bosz de Kler het fotoboek Een Brussel met bruis, twee Brussels met liefde. Hij heeft ook een eigen blog en is frontman van het muziekgezelschap Dichters dansen niet.