‘Wat raar!’, was mijn eerste gedacht toen ik de autoloze Anspachlaan betrad.
Waar zijn de auto’s ? En de uitlaatgassen?
Waar is het vertrouwd gebrom van verdovende petrol en slepende filefrustratie??
Met veel argwaan en mijn handtas dicht tegen mijn lijf geduwd stapte ik de speelplaats op. De andere kindjes leken druk bezig en zaten gezellig te eten, te drinken, te spelen, te staren of te babbelen met anderen. De pingpongtafels in volle actie, en het leek alsof het geen afgesproken groepjes waren, maar toevallige passanten die ter plaatse hadden beslist: ‘ja, ik wil wel meespelen’. Ik liet de nieuwe input aan een overleefbaar debiet binnenstromen, en met enige opluchting bereikte ik de uitgang waar de auto’s heerlijk druk rondraasden alsof er nooit een Anspachlaan had bestaan.
Vreemd.
Ik was in de war. In Brussel. Dat was nieuw.
Enkele weken later gebeurde het. Ik liep met een vriendin dwars door de grens van de chaos, zonder er erg in te hebben. Ik bewandelde de speelplaats alsof ik nooit anders had gedaan. De pétanquebanen lagen er uitnodigend bij, de pingpongtafels nog steeds bezet, houten banken vol met schakende mensen uit alle hoeken van de planeet, iedereen vrolijk aan de praat, labyrinten op de grond getekend, hinkspelen klaar om besprongen te worden, gekleurde vijfhoekige tegels verwelkomend blinkend in de straat.
Zo leuk. Wat heerlijk. Het werkt.
Meer nog, in een stad zo gevarieerd als Brussel, is zo’n zone essentieel, indispensable. Een ontmoetingspunt voor iedereen. Ik ben er zeker van dat er ginder binnen een paar maanden een nieuw Brussels dialect ontstaat. Niet langer die sappige mix van Frans en Nederlands, maar een mengelmoes van Frans, Nederlands, Arabisch, Turks, Spaans, Portugees, Grieks, Roemeens, Pools, Duits, Engels, hell, wie weet ook wat vreemde dialecten er tussen gedraaid. Anspachaans!
De verwarring verdwijnt en maakt plaats voor kriebels.
Terug verliefd dus, op Brussel, mijn oude vlam. Het vuur op het nippertje gered door de chaos. Merci les gars.
Categorieën