Categorieën
Brussel Actua Brussel-Stad Resto, Café & Uitgaan Schaarbeek Sint-Joost-ten-Node

Stef Adriaenssens over bedelarij en prostitutie

Drie en een half jaar. Zo lang hield Yvan ‘de verschrikkelijke’ Mayeur het vol als burgemeester van de hoofdstad. Toen kwam het Samusocial-schandaal. De manier waarop een sociale vzw door politici werd gebruikt om zichzelf te verrijken middels nepvergaderingen, was zelfs voor Mayeur en de Brusselse PS niet meer verdedigbaar. Er ging vast nog nooit zoveel media-aandacht naar een daklozenorganisatie als door deze politieke schandalen en intriges. Voor de minimaal 2.600 thuislozen (waarvan ongeveer één derde dakloos is) is er doorgaans minder (media-)aandacht.

Als iemand ons een beeld kan schetsen van onder meer bedelarij is het wel Stef Adriaenssens. Hij is als socioloog verbonden aan de Onderzoeksgroep Economie van de KU Leuven, Campus Brussel en leidt er een team dat zich toelegt op de informele economie. In die hoedanigheid mocht hij bijvoorbeeld de Brusselse ondergrondse economie in beeld brengen op de ‘nacht van de kennis over Brussel’ in 2015. Prostitutie en bedelarij zijn de meest opvallende segmenten van wat de burger wel maar de overheid of de fiscus niet ziet (of niet wil zien).

Een soort “schimmige wereld met halfmensen”, zo beschreef auteur Joost Vandecasteele ooit zijn observaties over daklozen in Brussel. Een herkenbare omschrijving van die zeer zichtbare maar tegelijk zeer onbekende wereld. En auteur Luc Sante beschrijft en documenteert in “Het andere Parijs” de donkere kantjes van de lichtstad tussen 1815 en 1914 met een mengeling van weemoed en fascinatie  De ware flaneur van die tijd, schrijft Sante, “heeft oog voor bouwterreinen en stortplaatsen, wisselt een groet met zwervers en vrachtwagenchauffeurs en met vrouwen die ’s morgens de stoep voor hun huis schrobben. Hij drinkt koffie en gros rouge bij evenveel bushaltecafés als op chique boulevardterrassen.” De hedendaagse stedelijke flaneur heeft vast ook iets meer aandacht voor havelozen en lichtekooien. Al is de vraag wel of we die ‘onderkant’ zo romantisch moeten benaderen als Sante dat doet.

Daarvoor hebben we dus afgesproken met Adriaenssens. Wanneer we van wal steken, moet hem meteen iets van het hart.

Veel mensen, zowel binnen als buiten de academische wereld hebben rotsvaste overtuigingen over bedelarij of prostitutie. Meestal hebben ze nochtans in het beste geval een anekdotisch verhaal uit derde hand. Weinig mensen hebben al echt gesproken met een bedelaar of sekswerker. Omdat die meestal ver staan van de modale burger hebben we er weinig contact mee. Desondanks – of net daardoor – is er ook weinig schroom om opinies te spuien. Die meningen lijken meer uitgesproken naarmate mensen er verder van staan omdat ze bijvoorbeeld niet in een stad wonen en dus zelfs nooit een bedelaar zien.

Terwijl net de onderzoekers die bezig zijn met informele economie sommige van die ideeën kunnen weerleggen, maar verder bescheiden zijn over wat we zeker weten.”

Over welke ideeën hebt u het dan?

Allerlei ideeën, die vaak zelfs tegenstrijdig zijn. Zowel stigmatiserende verhalen als romantische verhalen en zogenaamde ‘moeke-meelij’-verhalen. Volgens sommigen zit het diep in bepaalde culturen, of zijn het allemaal mensen die ervoor gekozen hebben of zijn het criminele bendes. Terwijl het meestal ‘gewoon’ een overlevingsstrategie is. Het aantal mensen die het kiest als levenswijze – ik denk aan anarchistische, meestal jonge, krakers – is verwaarloosbaar klein.

En ja, er zijn netwerken, maar ik zou dat geen bendes noemen, en al zeker geen criminele organisaties. Een rationele crimineel richt zich echt niet op iets knulligs als bedelarij, waar de opbrengst zeer beperkt is.

Wat niet wegneemt dat daklozen of bedelaars vast wel in contact komen met zaken die strictu sensu onwettelijk zijn, in de sfeer van de drugs of het in bewaring houden van wapens – zelfs zonder dat ze die zelf gebruiken of hanteren. De Amerikaanse onderzoeker Sudhir Venkatesh heeft onderzocht hoe die zaken in elkaar kunnen overlopen: voor een dakloze, die in een absolute overlevingsmodus zit, is het onderscheid tussen wettelijk en onwettelijk zeer efemeer. Deze mensen komen er wel mee in contact, maar maken geen deel uit van criminele bendes, laat staan dat ze die zouden aansturen. Nu, uiteraard is dat onderscheid wel legitiem voor de beleidsmakers, zeker als het beleid de strijd tegen drugs en wapens belangrijk vindt.

Bedelt elke dakloze? En is elke bedelaar dakloos?

Neen. Ongeveer twee derde van de bedelaars heeft min of meer officiële huisvesting en één derde is thuisloos, al kan die laatste ook tijdelijke ‘huisvesting’ zoals in een kraakpand wonen. Roma bijvoorbeeld zijn meestal niet dakloos. Omgekeerd zijn er veel thuislozen die niet bedelen.

Hoe kan dat?

Veel mensen hebben nog een uitkering, maar zijn dakloos wegens een verslaving of hebben geen borg om te gaan huren, of kunnen gewoon niet overleven als ze van hun uitkering huur moeten betalen. Of ze krijgen het niet georganiseerd om te huren en rekening te houden met administratie, stipte betalingen en een huisbaas. Vaak hebben autochtone daklozen nog maar weinig officiële papieren, maar kunnen ze via het OCMW toch een uitkering bekomen.

Er zijn wel meer mensen die zich afvragen of zoveel ‘marginaliteit’ rond bijvoorbeeld rond het Brusselse Zuidstation goed is voor de personen in kwestie, of – het is misschien cynisch – voor de uitstraling van de stad.

Ik kan die aanklacht begrijpen, met die nuancering dat ik geen enkele stad ken zonder bedelaars. Zelfs in zeer koude steden zoals Oslo zijn die er. Kan je dat managen en sturen? Ja, zolang het geen beleid is dat alle bedelaars weg wil. Je kan het eventueel verbieden in bepaalde buurten, bijvoorbeeld vanuit redenen van citymarketing.

Als je bedelen helemaal wil verbieden en strafbaar stellen, waarschuw ik graag voor de – vermoedelijk – ongewenste neveneffecten. Want als je bedelarij verbiedt, zal je een deel inderdaad niet meer zien, maar een deel – misschien slechts een tiende – zal overgaan tot echte criminaliteit zoals winkeldiefstallen. Is de maatschappelijke schade dan groter of kleiner?

Bepaalde locaties hebben ook bepaalde kenmerken. In het Zuidstation zijn nu eenmaal veel ruimtes, bruggen, … waar daklozen ’s nachts droog en soms ook iets warmer kunnen vertoeven. Dus dan moet je alternatieve huisvesting voorzien voor die mensen en ervanuit gaan dat je de dakloosheid tot nul kan beperken. Maar dat lijkt me even ambitieus als naïef.

Zuidstation (c) lalibre.be

Is het onmogelijk?

Dat weet ik niet. Finland heeft die ambitie wel. Maar bedelarij is niet enkel een kwestie van huisvestingsbeleid, zelfs niet enkel van armoedebestrijding. Bij dakloosheid is er een groot verschil tussen België en West-Europa en de Verenigde Staten waar het sociale vangnet grote gaten heeft.  In de VS is er een relatief grote en brede populatie van daklozen (meer dan 560.000), waarvan je een groot deel wellicht ook relatief gemakkelijk terug aan de bak of in opvang zou krijgen.

Bij ons is er een redelijk adequaat vangnet. Daardoor hebben we te maken met een kleinere groep, maar die is veel problematischer en clustert meer in de grote steden. Mijn ervaring is toch dat de meerderheid van de niet-Roma bedelaars of daklozen uit een problematische en precaire gezinssituatie komt, zelf vroeg uit het huis is gegaan of vertrokken en nooit een echt vangnet of netwerk heeft gehad. Soms wel tijdelijk min of meer aan de bak maar niet op lange termijn. Velen hebben ook een psychische problematiek of hebben die ontwikkeld door het leven op straat of de voorgeschiedenis.

(c) Andres Serrano (fotoreeks in de Brusselse straten: Denizens of Brussels)

En het verhaal van de dakloze die voorheen een goede baan had, maar verlaten werd door zijn vrouw, ging drinken, zijn job verloor en op straat belandde.

Dat zal wel bestaan maar het is zeer uitzonderlijk. De ladder naar beneden bestaat zeker, maar meestal eindigt die neerwaartse spiraal niet op straat. Er zijn nog steeds zeer veel armen die weliswaar in precaire huisvesting wonen en de eindjes moeilijk aan elkaar kunnen knopen – pakweg 200.000 in Brussel – maar die nooit op straat belanden. Tussen de arme die net onder de armoedegrens zit en de thuisloze gaapt vaak een grote diepte, ook in niet-financiële aspecten van armoede.

Hoe los je het op? Hoe verminder je het aantal daklozen en bedelaars?

Wat we niet moeten doen is met een centraal aangestuurd bedelministerie komen. Ten eerste is de problematiek bij elke individuele bedelaar zo complex. Je moet zwaar investeren in een multidimensionale aanpak die rekening houdt met verslavingsproblematiek, psychische problematiek, enzovoort. Ten tweede is de bedelpopulatie zeer divers, ik denk aan de Roma – een groep die wel geïmmigreerd is maar niet meer zal verdwijnen. Die groep is zeer mobiel – wat integratie trouwens ook niet zo evident maakt; als je dat al moet willen trouwens. Ze hebben een eigen levensstijl: ze leven in een gesloten groep, huwen jong en worden geconfronteerd met twee zeer reële problemen: een lage scholingsgraad en discriminatie.

Aan de andere kant heb je de ‘klassieke’ daklozen. Die kennen de officiële en caritatieve instellingen wel, maar hebben weinig vrienden en zijn extreem vereenzaamd.  De Roma hebben een hecht netwerk – vanuit een bepaald perspectief zou je kunnen zeggen: te hecht – maar kennen het systeem niet en hebben in de praktijk geen toegang tot het officiële circuit van werk, gezondheidszorg, enz.

Het valt op dat u het vooral hebt over autochtonen enerzijds en Roma anderzijds. Waarom zijn deze groepen opvallend aanwezig en andere ‘allochtonen’ of illegalen niet?

De neiging om te culturaliseren is dan nogal groot, maar ik zou zeker niet zeggen dat het cultureel is in die zin dat het ergens de norm is. Het is wellicht wel meer of minder taboe bij bepaalde groepen. In bepaalde groepen komt het meer voor, zien groepsleden het dus meer bij elkaar, leren ze van elkaar, en wordt het daardoor enigszins ‘genormaliseerd’.  Dat geldt trouwens ook voor prostitutie. Al moet ik die normalisering meteen ook relativeren: ook Roma hebben daarover een zekere schroom, zelfs intern.

Wat de illegalen betreft: er zijn per definitie geen cijfers over de aantallen. Enkele jaren geleden schatte men dat er 100.000 mensen zonder papieren in België waren, wellicht zeer veel – de helft? ‑ in Brussel. Intussen zijn het er vast meer. Maar die mensen bedelen niet allemaal. Bedelen is een ‘publieke’ activiteit en illegalen zijn natuurlijk nogal bang van mogelijke politiecontroles. Zeker groepen die je raciaal gemakkelijk herkent, bijvoorbeeld Afrikanen, vallen meer op en zullen dat daardoor misschien niet doen.

(c) Andres Serrano

Zijn er mensen die in Brussel komen bedelen? Pendelaars als het ware?

Nee, wel integendeel: de Brusselse bedelmarkt is verzadigd. Bedelaars zullen eerder vanuit Brussel de trein of bus nemen naar andere gemeenten om daar post te vatten aan een grootwarenhuis, een kerk of een treinstation.

U becijfert dat bedelen niet lonend is omdat bijvoorbeeld Roma gemiddeld een bedrag ophalen dat overeenstemt met slechts één derde van onze armoedegrens. Maar misschien moeten we eerder kijken naar wat die opbrengst betekent in de landen van herkomst?

Dat hebben we ook berekend, maar dat heeft de finale versie van onze paper niet gehaald. Dat is in zeer grote mate een theoretische en abstracte denkoefening want intussen leven die mensen natuurlijk wel hier. Maar zoals ik zei is het ook een rationele calculus, ook voor Roma. Zeker omdat zij hun landen van herkomst ook al weinig verdienen en gediscrimineerd worden.

Kent u de BBC-reportage over bedelen met en door kinderen in Londen?

Zucht, de beruchte BBC-reportage. Wat moet ik daarover zeggen? Wij hebben uitgebreide observaties en berekeningen gedaan voor één stad, namelijk Brussel, en natuurlijk is ons onderzoek vatbaar voor kritiek. Ik ben zeer benieuwd naar wetenschappelijk onderzoek over andere steden. Maar alle ‘visies’ dat bedelaars in hun land van herkomst met een Cadillac rondrijden is nooit op cijfers gebaseerd, maar vooral van horen zeggen.

In Londen vond men inderdaad bedelaars die een villa hebben in Roemenië. Daar is een gerechtelijk onderzoek gevoerd met 200 arrestaties maar niemand is veroordeeld voor dwang of bendevorming. Ons onderzoek toont dat je met bedelen niet rijk kan worden, ook niet in je eigen land. Tenzij bedelen in Londen veel meer opbrengt, of tenzij het gecombineerd wordt met grootschalige uitkeringsfraude, wat dan de hoofdmoot van de inkomsten zou zijn. Ik gok op het laatste. Net zoals uitkeringsfraude overal bestaat.

Daarmee zal ik niet zeggen dat er geen problemen zijn zoals schuldslavernij en leningen die binnen de gemeenschap moeten worden terugbetaald. Maar dwangarbeid of uitbuiting is dit niet. De evidentie voor mensen die van hun vrijheid beroofd zijn die enkel buiten mogen komen om te bedelen, is uiterst zwak. Ik druk me nu nog voorzichtig uit. Als je kijkt naar slachtoffers van mensenhandel zijn dit zelden bedelaars. In het Westen zijn het vooral mensen verbonden aan het sekswerk.

BBC-documentaire Britains Child Beggars

Over prostitutie gesproken, welke vooroordelen leven daar die niet kloppen?

Het beeld dat de bevolking maar ook sommige feministische of religieus geïnspireerde activisten hierover hebben, is vooral eenzijdig. In dat beeld wordt prostitutie altijd herleid tot extreme uitbuiting en mensenhandel. Het is toch net iets genuanceerder, al is er ook wel een kern van waarheid. Zeker in de ruige jaren 80-90 waren er wel ‘Natascha-verhalen’ van vrouwen die bij wijze van spreken vastgeketend werden tot er een klant kwam.

De uitbuiting is vermoedelijk fel verminderd en subtieler geworden. Er zijn Roemeense of Bulgaarse vrouwen die bewust naar België komen. Als je uit een dorp of stadje komt waar sekswerk geen extreem taboe is, maar een manier van snel geld verdienen, waar 10 à 20 procent van de jonge vrouwen aan deelneemt, zal je die optie zelf ook sneller overwegen. Zeker als er weinig andere economische mogelijkheden zijn.

Deze vrouwen komen wel in contact met – criminele – bendes voor hun diensten: een kamer of een ‘raam’ regelen, een ‘madam’ die toezicht houdt en bescherming biedt. Dat gebeurt uiteraard zonder enige vorm van wettelijke bescherming of terugvalbasis, wat betekent dat de zwakkere meestal aan het kortste eind trekt bij een dispuut of als er iets fout loopt. Correct of gezellig is het dus zeker niet.

Maar de meeste meisjes weten dus waarvoor ze hierheen komen? In welke omstandigheden ze moeten werken en hoeveel ze daarmee zullen verdienen?

Ja, of toch meer dan sommigen denken. Maar uiteraard blijft het ondergrondse economie dus , zoals ik zei, je kan moeilijk naar de arbeidsrechtsbank als het mis loopt. En de intermediaire netwerken zijn crimineel, en die hebben hun eigen – ook gewelddadige – methodes.  Ik zou het ook geen normale, open, vrije arbeidsmarkt noemen.

Henri de Toulouse-Lautrec: “Vrouw die haar kous optrekt ” (1894)

U pleitte ook voor hogere raambelastingen, las ik.

Dat klopt niet helemaal, al heeft een journalist me inderdaad na een lang gesprek ooit dat ‘voorstel’ in de mond gelegd.

Ik ontwikkelde een langere redenering naar aanleiding van een vraag over het Zweedse model. Daar bestraft men ook de klant. Door de vraag te verkleinen zou ook de markt verkleinen, was de redenering, en het verminderen van de meisjes die zich prostitueren is daar een doel op zich.

Het zal wel kloppen dat je daarmee de markt verkleint, maar de meisjes op de ‘markt’ die overblijven duw je in veel minder zichtbare en dus miserabelere omstandigheden. Mijn punt was dus dat je misschien de markt ook op andere manieren kan verkleinen, door via belastingen de tarieven te verhogen, bijvoorbeeld door de belastingen op de ramen te verhogen. Maar dat was een losse geïmproviseerde piste. Ik ken immers geen concrete gevallen waar men dit gedaan heeft, en toegegeven – misschien houden de sekswerkers ook gewoon zelf minder over. Het leek me alleszins beter dan sekswerk buiten de wet te stellen.

Welke minder zichtbare prostitutie bedoelt u?

Privéprostitutie en -bordelen, escort, online advertenties. Het online adverteren door sekswerkers heeft veel positieve gevolgen, dat is onderzocht door een Amerikaanse econoom. In vergelijking met straatprostitutie zijn mensen autonomer, kunnen ze hun eigen keuzes maken, hebben ze directer toegang tot cliënten. De vraag zou dan zijn of we die verschuiving zo erg vinden. Al kan je dan minder ingrijpen op de marktwerking. De achterliggende vraag is vanuit welk kader je beleid voert: wil je de omstandigheden verbeteren voor elke sekswerker, of wil je de markt verkleinen omdat je minder mannen en vrouwen in die omstandigheden wil of omdat je prostitutie moreel afkeurt? Er wordt ook soms geschreven over de link tussen raam- en straatprostitutie. Maar straatprostitutie is zo een klein segment, dat ik daar weinig zinvol of wetenschappelijk kan over zeggen.

Je zou ook kunnen pleiten voor verregaande legalisering: laat sekswerkers zich registreren, belastingen en socialezekerheidsbijdragen betalen en sociale rechten opbouwen.

Ik denk ook eerder in die richting, maar de kans is klein dat je erin slaagt om die markt helemaal bovengronds te krijgen. Overal waar er experimenten zijn om prostitutie te legaliseren of reguleren bestaat er ook nog een significant informeel segment. Toch denk ik dat we eerder deze richting uitmoeten dan de richting van het verder verbieden.

Op dat vlak vind ik de twee uitersten wat naïef. Zowel de voorstanders van een radicaal wettelijk verbod als de voorstanders van verregaande legalisering denken dat je die sector bij decreet kan doen verdwijnen of formeel maken, en zodoende uitwassen uitroeien. Maar zolang er in Brussel en in België veel mensen zijn zonder papieren, zal je altijd een informele economie hebben, inclusief een deel van het sekswerksegment, naast de andere delen van de informele economie natuurlijk zoals delen van de bouwsector en de horeca.

Hoe geraak je daaruit?

Dames die lang doorwerken zijn de uitzondering, zoals de legendarische Brusselse Sonia Verstappen die enkele jaren geleden stopte toen ze 59 was. Er zijn andere uitzonderingen, bijvoorbeeld omdat ze zich toeleggen op niches zoals SM of promotie maken en ‘madam’ worden met verantwoordelijkheden zoals toezicht houden in bordelen en de organisatie op zich nemen. Maar de meesten hebben een relatief korte loopbaan in de sector en zoeken daarna elders een job op basis van hun competenties op dat moment. Zoals iedereen die van loopbaan verandert. Maar er is eigenlijk te weinig onderzoek over exit-strategieën, waar sekswerkers terechtkomen en dergelijke meer. Een beleid dat onder meer focust op het faciliteren van de exit, zonder dwang, zou overigens misschien wel op een ruimere consensus kunnen rekenen.

André Derain: “La femme en chemise” (1906)

Zijn er factoren die beïnvloeden?

Jazeker, seizoenen en gebeurtenissen spelen een rol. In de raamprostitutie daalt het aanbod in de zomer hier met de helft. Dan zijn badsteden zoals het Bulgaarse Varna aan de Zwarte Zee zeer populair en werken daar veel prostituees. Maar in de winter werken ze hier, in de West-Europese steden.

Sekswerkers zijn vaak mobiel, dus als men een toename verwacht in de vraag, dan heeft dat gevolgen. Denk aan grote voetbaltornooien, congressen, enzovoort. Er is ooit een Amerikaanse paper geschreven over de link tussen prostitutie en de Republikeinse en Democratische conventies. Er was in beide gevallen een zeer opvallende toename van prostitutie. Bij de Democraten nog net iets meer (lacht). Ook de demografie speelt een rol: Brussel is bij uitstek een internationale expat-stad, waar de hogere segmenten van de markt, die overigens nog minder zichtbaar zijn, zich op richten.

Zijn er goede praktijken? Landen of steden die het goed aanpakken?

Antwerpen is een rolmodel op een aantal vlakken, al was het maar omwille van de brede politieke consensus die het beleid schraagt. Dat betekent dat het beleid niet om de haverklap van naam verandert en dat is goed. Het nadeel daar is wel dat er weinig aandacht gaat naar de meer verborgen prostitutie. Bovendien kost het ook wel wat aan politieaanwezigheid, maar aangezien dat kadert binnen een bredere visie lijkt dat me geen probleem.

Het Antwerpse model: Villa Tinto.

Moet er vanwege de overheid dan meer aandacht gaan naar de meer verborgen prostitutie?

Om de redenen die ik reeds aanhaalde is het wellicht niet slecht dat we ons daar niet te veel mee moeien. Er zijn gemiddeld wel minder problemen, maar anderzijds zouden de ergste gevallen van uitbuiting zich ook hier kunnen bevinden. Dat helemaal buiten beschouwing laten en politiek enkel focussen op het reguleren van straat- en raamprostitutie lijkt me daarom te kort door de bocht.

Is er een verband tussen de aanwezigheid van informele economie en stadsplanning of de inrichting van de openbare ruimte?

Zeker voor de zichtbare vormen van informele economie worden de debatten inderdaad vaak gevoerd vanuit de invalshoek ‘openbare ruimte en citymarketing’. Maar veel belangrijker zijn de technologische evoluties zoals het internet. Daardoor is meer zichtbare ‘overlast’ verdwenen dan door welke stadsplanner ook. Voor bedelaars geldt uiteraard het belang van passage en commerciële aantrekkelijkheid.

Waarom vindt prostitutie plaats op die specifieke plaatsen?

Daar zijn een aantal sociaaleconomische en geografische logica’s voor.  Als een buurt bij veel mensen bekend is voor prostitutie krijg je dat moeilijk weg. Het is geen sector zoals andere die je met beleid en een promotie- of sensibiliseringscampagne kan verplaatsen. In de meeste steden blijkt dat in de buurten waar zichtbare prostitutie is, dat 150 jaar geleden vaak ook al zo was. Dat geldt zeker zo voor de Brusselse Alhambrawijk waar al in de 19de eeuw ‘racolage’ bestond – zo stond het in een soort toeristische gids.

Prostitutie in de Alhambra-wijk

Vanwaar eigenlijk uw belangstelling voor deze onderwerpen?

Voor de duidelijkheid: ons onderzoek en onze belangstelling gaan naar alle vormen van informele economie, inclusief bijvoorbeeld belastingontduiking, waar het over veel meer geld gaat. Maar daarover is al veel meer onderzoek uitgevoerd. Merkwaardig genoeg schijnen de media daar toch minder in geïnteresseerd te zijn – of ze hebben andere specialisten om te bevragen.

Voor een wetenschapper zijn bedelarij en prostitutie dan toch meer onontgonnen gebied. En ik snap die interesse van de buitenwereld ook wel. Er is een element van fascinatie denk ik, van aantrekking en afstoting tegelijk. En ook: bedelen en prostitutie mobiliseren sterke morele gevoelens en opinies.

Wat de concrete aanleiding betreft: ik ben socioloog en tijdens mijn doctoraat aan de KUB in Koekelberg was ik vaak op stap met een student van mij, Michaël Van Droogenbroeck, die nu journalist is. In een metrostation hadden we eens een discussie over bedelarij. We geraakten het niet eens en wilden wat vakliteratuur opzoeken. Die bleek nagenoeg onbestaande te zijn. Dus schreven we zelf samen een project uit voor de onderzoeksgroep… en zo ben ik erin gerold. Dus ik ben er op de meest anekdotische manier in terechtgekomen, maar ik had er ook wel zin in natuurlijk.

Voor ik aan de KUB doctoreerde studeerde ik in Antwerpen. Ik zat op kot aan het Falconplein, waar prostitutie toen zichtbaar aanwezig was. Sommige sekswerkers gingen hun frietjes halen bij hetzelfde frietkot enzovoort. Achteraf beschouwd was er toen al een fascinatie. Maar goed, ons onderzoek rond prostitutie is toch vooral een uitloper van het onderzoek rond bedelarij en informele economie.

Zijn er andere onderzoeken gepland binnen dit domein?

Zoals ik al aanhaalde zijn er veel fenomenen in de informele economie die minder ‘sexy’ zijn. Ik denk aan het fenomeen van de dagloners: asielzoekers zoals aan het Klein Kasteeltje die één dag ergens meedraaien in het zwart. Er is ook een grote markt van huishoudelijke hulp, die zich ook vaak in de informele economie situeert.

De opties voor onderzoek beperken zich automatisch: om te beginnen doen we haast enkel kwantificeerbaar onderzoek en zelf kiezen we ook onderzoek waar onze onderzoeksgroep een meerwaarde kan betekenen en er dus nog niet veel  onderzoek verricht is.  We hebben daarom geen plannen om uit te breiden naar andere domeinen. Binnen onze niche zijn we wel goed bekend. We hebben bij prostitutie vooral gekeken naar bedragen en budgettaire omvang van de sector, maar we willen meer gaan kijken naar aantallen: het aantal sekswerkers, transacties, klanten, enz.

Momenteel ben ik bezig met de gevolgen van de economische crisis op envelope wages: het extra betalen in het zwart aanvullend op geregistreerde arbeid. Betreffende bedelarij werd het vorige onderzoek ten dele betaald door Brusselse overheden en zou ik graag vervolgonderzoek doen. Maar het is wachten op budgetten.

Helpt het dat de campus in Brussel gevestigd is?

Zeker. Waarnemingen en anekdotische ervaringen kunnen wel degelijk aanzetten tot analyse, al willen we die dan uiteraard wetenschappelijk onderzoeken en theoretisch onderbouwen aan de hand van cijferstudie. Ik woon zelf niet in een stad, maar door het bedelonderzoek heb ik voor het eerst het gevoel gehad dat Brussel meer is dan een werkplaats. Jarenlang hebben wij tellingen gedaan en dus uren en uren hebben we mensen en hun activiteiten bekeken. Gewoon rondkijken is ook belangrijk en ik doe op dat vlak niet veel anders dan wat jij ook doet in deze stad: aandacht hebben voor de omgeving.

Lieven De Rouck schrijft op zijn blog Lieven Brusselt over steden, stedelijkheid en Brussel. Zijn interview met Stef Adriaenssens verscheen in het juninummer (nr. 228) van het maandblad Meervoud.

 

Enkele feiten en cijfers op een rijtje

Bedelarij

(zie bron)

  • In 2015 werd het aantal dak- en thuislozen in de hoofdstad geschat op ongeveer 2.600 mensen. Dertig procent daarvan is dakloos: zij brengen meestal de nacht op straat door. Daarnaast is er een ongeveer even grote groep thuislozen: zij hebben geen eigen woning, maar wel een dak boven het hoofd (bijvoorbeeld in een opvangtehuis). De derde groep leeft in “onaangepaste huisvesting” zoals in kraakpanden.
  • Meer dan de helft van de dak- en thuislozen verblijft in de grote stations of in de Vijfhoek.
  • Meer dan 85% van de bedelaars in Brussel zijn ofwel ‘autochtone’ mannen , ofwel vrouwelijke Roma
  • Roma verdienen gemiddeld ongeveer 16 euro per dag en bedelen daarvoor gemiddeld 4 tot 5 uur. Er is nauwelijks verschil tussen bedelen zonder of met kinderen, alleszins levert het laatste zeker niet meer op.
  • Autochtone bedelaars bedelen gemiddeld 6 uur per dag en halen gemiddeld zo’n 50 euro per dag op.
  • Van de autochtone bedelaars heeft 72% nog een uitkering. Voor Roma is dit zeer uitzonderlijk.

Prostitutie

(zie deze en deze bron)

  • De totale omzet van prostitutie in België is ongeveer 970 miljoen euro (goed voor een toegevoegde waarde tussen de 617 en 688 miljoen euro (2015))
  • Het geschatte aantal transacties in de Belgische raamprostitutie bedraagt 2.290.500. Antwerpen is goed voor 915.000. Schaarbeek en Sint-Joost samen voor 620.200 transacties. Derde in de rij is Gent (361.800). Daarna volgen onder meer Seraing en Oostende.
  • De gemiddelde prijs per transactie is 66,60 euro, maar er zijn verschillen per stad.
  • Raamprostitutie is – in termen van omzet – goed voor 30% van de prostitutiemarkt. Escort- en privéprostitutie zijn belangrijker (42%). Straatprostitutie is zeer beperkt: minder dan 1% van de markt. Clubs en bordelen (11%) en massagesalons (16%) zitten ertussenin.
  • In Brussel werken (wellicht) zo’n 4.000 à 5.000 prostituees. Ongeveer een 1.000-tal werken in de raam- of straatprostitutie.
Share