Oktober 2016 vroeg men mij op het werk of ik mee wilde instappen in een sporttraject. We zouden onder begeleiding van EnergyLab een jaar trainen, de whole shabam, met als einddoel de marathon van Brussel. 1 oktober 2017 was met zweet gemarkeerd in mijn agenda.
Niet dat ik ervoor echt weinig sport deed – 2 maal voetbal per week, hardlopen en wekelijkse ritjes op de racefiets. Mijn eerste lichaamsscan bevestigde dat ook: 12% vetmassa voor iemand die graag eet en al wel eens ‘iets’ durft te drinken. De sportdokter zei wel dat ik echte ‘voetballersbenen’ had met véél te korte hamstrings – maar daar komen we later nog op terug. Wat de diëtiste zei heb ik 2 weken volgehouden. Ik ging ervan uit dat ik wel gezond at.
Om een lang verhaal kort te maken: Lopen lopen lopen lopen
Aan het einde van het traject moest ik in 4 looptrainingen per week tussen de 40 en de 50 km lopen: een marathon per week dus. Ik liep wel graag en merkte de vooruitgang, maar een jaar trainen is echt wel heel lang, zeker omdat je ook andere sporten moet links laten liggen omdat er gewoon te weinig tijd is en je lichaam ook wat rust nodig heeft. 3 weken voor de marathon toch even gezondigd en mee gaan voetballen. Noodlottig, zoals het vaak gaat in de laatste meters… Ik wil een iets te platte bal controleren onder mijn voet, bal rolt eronder en mijn lichaam wil corrigeren zodat ik niet op mijn rug beland: ontsteking van de aanhechting van de adductoren in de lies. Bloed, zweet en trainen heeft het me gekost om te geraken waar ik was, maar die laatste maand loopt alles mis. Omdat ik niet zomaar wilde opgeven ben ik dan twee weken lang naar een kine geweest. Zijn verdict: “Mja, je kan het proberen, je adductoren heb je niet echt nodig om te lopen, maar ik zou wel niet meer te veel lopen nu.”
Je lijft smeekt je om te stoppen en dan moet je de kracht hebben om je brein te laten zeggen ‘fuck it, we gaan door’.
En zo geschiedde: Zonder verdere training stond ik 3 weken later aan de start van de marathon. Doodzenuwachtig, met tranen in de ogen puur van nervositeit en spanning. Het enige wat er door mijn hoofd ging was: ‘Ik ga toch geen jaar getraind hebben om hier na 10km uit te moeten vallen!?’ Ik besloot het per 5km aan te pakken en dan te evalueren. Lukt het nog of niet. Eens de 30 km bereikt, zou ik sowieso toch pijn hebben vermoedde ik, dus dan moest ik maar doorbijten.
Tot 20 km ging alles redelijk goed. Na 15 km zag ik mijn vrouw, broer, schoonzus en hun schatten van kinderen die helemaal voor mij naar Brussel afgezakt waren. Net als ik gingen zij erna richting Tervuren, alleen zij met de auto en ik met de benenwagen. Toen ik hen de tweede keer zag, bijna in Tervuren en dik 23 km ver begon de eerste vermoeidheid te spelen, maar ik wist dat wanneer ik het toertje in Tervuren rond de vijver had gelopen, ik hen weer zou passeren. Ik liet het ‘om de 5km evalueren’ plan varen en ging voor de emotionele mijlpalen en deelde mijn race op in wanneer ik hen langs de route zou zien staan. Ik merkte dat me dat een enorme boost gaf. Toen ik van Tervuren weer richting Brussel liep, en hen voor de tweede keer zag, was het even op. Mijn ‘voetballersbenen’ en korte hamstrings hadden het opgegeven. Er stond zoveel spanning op dat ik mijn benen haast niet meer gestrekt kreeg en bijgevolg niet meer vooruit raakte. Ik stopte even bij hen en de krampen schoten in mijn been. Opgeven of nù doorlopen!
Toen zei mijn schoonzus: ‘wij gaan nu naar de finish en zien je daar.’ Oh boy, dat gingen nog 14 lange km worden. Volledig verkrampt, met zere knieën, enkels en voeten ging ik door. Toen de pijn in mijn knieën te erg werd, besloot ik er een bekertje koud water over te gieten. Dat ijskoude water liep in mijn schoenen, over de bovenkant van mijn voet – die voelde of ie gebroken was – en de combinatie van dat water op mijn voet deed me denken aan wanneer je in de Zwitserse alpen je voet in een ijskoud riviertje zet en het lijkt of er duizend naalden in je huid geduwd worden. Dat is dus wat ze bedoelen wanneer ze zeggen dat je een marathon meer uitloopt op karakter dan op kunnen. “Yesterday was an easy day” zeiden de NAVY SEALS, opgeven is geen optie. Je lijft smeekt je om te stoppen en dan moet je de kracht hebben om je brein te laten zeggen ‘fuck it, we gaan door’.
Na Tervuren sloten we terug aan bij de halve marathonners, richting jubelpark omhoog (toch even moeten stappen hoor) om vanuit het jubelpark naar beneden te duiken richting finish. Gewoon je gewicht naar voor leggen en je benen laten volgen. Ik wilde af en toe stappen maar plots kom je in de stad, via de grote markt waar toeristen achter dranghekken je toejuichen. Tja, dan geef je ook niet op. En zo eindigde na 4 uur en 20 min bewegen mijn eerste marathon. Helemaal kapot. Geen greintje last gehad van mijn lies. Het lichaam leeg, de emotie zwaar. Er waren traantjes, en pijn. Maar door alle pijn toch ook wel veel euforie.
Thuis even een glimp van hoe ons leven binnen 40 jaar er zou uitzien. Ik die mezelf de trap optrek en mijn vrouw die mij tegen mijn gat omhoog duwt. Het moet een zicht geweest zijn. Nu, twee dagen later, trekt de pijn weg en worden de plannen gesmeed voor een volgende loopwedstrijd. Een marathon hoeft niet onmiddellijk, maar de halve marathon van Gent eind deze maand zie ik zeker wel zitten!
Nog twee bemerkingen:
- Ik zweet vrij veel en er was me dus gezegd dat ik onderweg veel moest drinken omdat ik anders zou verkrampen. Eigenlijk een liter per uur. Tijdens de 20km van Brussel krijg je flesjes water die je eigenlijk kan meenemen en rustig opdrinken tot aan de volgende waterpost. Bij de marathon kreeg je een bekertje. Als je loopt met een bekertje is het na 2 passen leeg. Dat impliceert dat je dus een ad fundum moet doen om water binnen te krijgen, wat dan weer niet goed is voor je maag. Als de organisatie dat volgend jaar zou willen aanpassen, zou ik misschien iets verder hebben kunnen lopen vooraleer ik begon te verkrampen.
- De trainingen van EnergyLab waren zeer goed, maar we hebben geen enkele keer een run van 30 km moeten doen. Het meeste wat ik gelopen heb in een run was 23 km. Als ik er nu aan terugdenk, was het misschien beter geweest hadden we toch ook tijdens onze trainingen een paar keer ons lichaam tot dat punt moeten drijven, zodat we wisten wat er ons stond te wachten.