Categorieën
Faits divers Jette

Gekapt

Ik loop door de lange straat die van het Jetse station naar het Spiegelplein gaat. Bij het Garcetpark wacht ik op de hoek om over te steken. Aan de overkant staat een man met kortgeschoren haar. In zijn rechterhand houdt hij een sigaret, in zijn linkerhand zijn smartphone.

Hij steekt de straat over, lezend op zijn smartphone. Dan pas herken ik hem. We kruisen elkaar, ik besluit hem niet te storen. Het is nog maar tien dagen geleden dat ik hem toevallig tegenkwam, in de koelafdeling van de Colruyt. Toen vroeg hij meteen hoe het met me ging.

Intussen heb ik weinig nieuws te melden, behalve dat ik een week geleden in de smalste, rustigste straat van onze gemeente ben aangereden. En dat ik ongelooflijk veel geluk heb dat ik nog in leven ben.

Van dat geluk geniet ik in stilte – en in pijn. Ik loop hem dus voorbij, begroet hem niet.

Wanneer ik thuiskom, stuur ik hem een berichtje: ‘Ik ben je zonet gekruist in de Leon Theodorstraat maar je was druk aan het roken en op je smartphone aan het lezen. Ik heb je maar niet gestoord. Ik had je ook wat te laat herkend met je nieuwe frisse coupe!’

Hij antwoordt: “Aha 🙂 Ja, ik ben ‘gekapt’, liever dat dan de bomen.”

Wij kennen elkaar niet goed. Maar hij weet van mijn verdriet om de gekapte bomen voor mijn huis.

Ik lach.

Deze bijdrage verscheen eerder op de blog De rode valies. Verhalen uit Brussel.

Share