De laatste momenten van het jaar 2019 gaan voorbij. Tussen druppels en droge dagen leeft grijsheid op, en soms krijgt ook hoop haar kans om op te flakkeren, wanneer zo’n toffe post passeert waarin een FB- vriend mijn geloof in geluk met enkele goedgekozen, warme, wervende woorden op mijn scherm tovert.
Meestal echter dit jaar sloegen de sociale media gaten in mijn vertrouwen dat empathie, solidariteit en luisterbereidheid ertoe doen, want 2019 was een jaar van doorgedreven polarisatie.
De katalysators van die kanker zijn de media zelf.
The medium is the message
Meer dan de mensen die ze gebruiken.
‘The medium is the message’, zei Marshall Mc Luhan (socioloog, eind jaren ’60, 20ste eeuw), waarmee hij bedoelde dat de pure aard van het medium bepalender is voor de effecten ervan, dan wat je er als gebruiker mee doet. Facebook of Twitter zijn als medium doorslaggevender voor het genereren van haatspeech dan de haatspeechers zelf. ’t Gaat minder om de post, dan om het platform, daar komt het op neer. Net zoals TV onze maatschappij grondig heeft veranderd, veranderen Facebook, Instagram, Twitter en alle nieuwe snelle media ons op hun manier.
TV, door ons vast te zetten in een zetel (thuis, en zelfs meer en meer op café, paradoxaal genoeg), waar we kunnen interageren zonder onze mond open te hoeven doen. De schermen worden groter. Haar invloed groeit nog steeds.
Willen we niet blind geleid worden door onze technologieën, dan moeten we proberen te begrijpen hoe ze ons formatteren. Dat is voer voor leerstof op school. Politici hebben begrepen dat “media-training” van belang is, schooldirecties nog niet.
Elk medium ontstaat als reactie op veranderingen, op toegenomen druk, op tempoversnellingen. Het schrift zorgde ervoor dat iedereen gelijk werd voor dezelfde wet, dat het individu zich ontwikkelde, los van de stam of gemeenschap. en dat het visuele (het fonetische alfabet) dominanter werd dan horen, voelen en proeven.
Het wiel was een technologie die voor een noodzakelijke versnelling van de voet zorgde, toen de uitwisselingen meer schriftelijk en monetair werden.
De koptelefoon en het geluid dat we meedragen in de metro is onder andere een bescherming tegen de aanblik van al die zichtbaar toegenomen armoedige types. Armoede in het aangezicht kijken is heel ongemakkelijk, naar stoere rap luisteren is een tegengif.
Ik krijg er niet genoeg van
Begerig als we zijn, willen we elk nieuw medium leren kennen, exploiteren, beheersen. Het zijn nieuwe snufjes. De sociale media draaien wat dat betreft nog op volle toeren.
Schrijfpraat
Wat doen Facebook, Instagram en het internet, wanneer we in plaats van te gaan wandelen, ons neerzetten bij een brownie en een handvol updates? O, wat zijn ze een verleidelijke plek voor het ventileren van onze schoonste impulsen!
Posts op sociale media houden het midden tussen geschreven en gesproken taal. Je typt, maar het is bijna alsof je spreekt. Online zijn – en ook online beledigen – is zo verleidelijk omdat het als spreken is, echter zonder lastig wederwoord van een fysiek aanwezig persoon, als communiceren zonder buiten te komen: snel, kort, en op veilige afstand van vriend en vijand, die verplicht is om te wachten tot je helemaal bent uitgetweet, en voor je zover bent, zit je gemakkelijk aan je tweede brownie. Indien het antwoord, als dat er komt (graag, want dan besta ik!), je niet bevalt, dan kan je nog vrij kiezen hoe je reageert. Eerlijk en genuanceerd, na enige zelfreflectie (minder waarschijnlijk, want kwetsbaar en tijdrovend), scherp en gevat en al dan niet to the point (zeer waarschijnlijk, want je houdt er je ego mee in leven), aanvallend (vaak, want het doet deugd om de hond in je los te laten), of helemaal niet (waarbij je onpeilbare stilte in het midden laat of je sprakeloos gevloerd ligt of soep aan het maken voor een gezellige bende vrienden).
Mocht de toegebeten online domoor plots voor je staan, dan zou je snel een toontje lager zingen, door zijn of haar blikken, lichaamstaal, of fysieke gebaren en reacties. Je bent echter onaantastbaar.
Geschreven spreektaal leent zich niet goed voor het creëren van wederzijds begrip, zeker waar dat nog wankel is. Het leent zich veel gemakkelijker voor statements, over en weer. Je ziet, voelt, hoort de ander niet, en begrijpt hem dus veel minder volledig. Lichaamstaal is een essentieel onderdeel. De boodschap komt enkel over in lettertaal, een reductie.
Je eigen TV-programma
En, ook mooi meegenomen, zolang je indrukwekkend atletische vingers kunnen tokkelen, ben je bezig. Je doet iets! Meer nog, je leven lijkt zelfs wel wat op dat van een ster, met al die aandacht die je online kan opwekken. Prettiger dan toen je anoniem door het leven moest. En je ondertekent nog een online petitie, want zoveel onrecht willen je vingertoppen met klem bestrijden!
Een post kan je ook sexy verpakken met woord, beeld, geluid… de online nieuwsstroom werkt als TV die we zelf maken (reclameblokken bijgeleverd), terwijl we zappen (scrollen) door de berichten van onze collega-programmamakers.
Iedereen journalist
Een post is ook telkens een publicatie: zwart op wit afgedrukte woorden die je ook uren of dagen later nog kan terugvinden! Snel ingetypt weliswaar en met de allure van vluchtige gesprekstof, maar je mengt je wel trots onder het gild van schrijvers en journalisten (en zelfs de poëzie leeft er tegenwoordig van op), ook al kan je maar heel of half spellen. En o ja, daarbij zijn feiten en opinies slechts tweelingen van elkaar, waar de president van de Verenigde Staten, maar ook de gewone anonieme stem, naar believen uit mag kiezen.
En posten maar! Welk speeltje was ooit leuker?
Lage krachten borrelen op
Het medium fluistert ook het ruwe in ons los, kwaadheid. Thuis, of zelfs onder volk op een terras, ben je altijd in je comfortabele wereld als je kan tokkelen. De vloek en de zucht die je – terwijl we steeds eenzamere mensen worden – ook op hond, kind, partner of vriend zou kunnen loslaten, of door te eten of te drinken, vindt een nieuwe uitweg. Je woorden en emoji’s (stukjes lichaamstaal) treffen doel van vlees en bloed, maar de slaag die je kan krijgen, doet minder zeer.
De vrijheid om loos te gaan via ‘sociale’ media is vooralsnog heel groot. De elfen en trollen zitten en staan werkelijk overal. Je ziet ze door het rood oversteken, ze tweeten zich een weg door de gemeenteraad. Voetbalsupporters zaten vroeger nog eendrachtig samen om hun spanningen te projecteren op het spel van getrainde en verfijnde vechters, maar zijn nu door Stasi-legers van binge-schermwatchers geïnfiltreerd. Vechtlust, gestook en gepook, onze vernietigingsdrang, zelfbeschermende reflexen, het komt allemaal gemakkelijker naar boven.
De verbazing over de aard van de mens verbaast
Dat die dingen goed in ons ingebakken zitten, hoeft toch weinig betoog? We tonen graag onze mooiste face en onze gulle lach (in een selfie of spiegelbeeld, hoe ‘lame’ is dat?), we beroepen ons op ons vermogen tot empathie en we zouden graag uit niets dan liefde bestaan – vooral in de ogen van een ander – maar we stammen ook af van apen die vreemde indringers collectief doden. Met plezier, zelfs. Laten we toch onder ogen zien hoe weinig verbazingwekkend het is dat mensen zich via de vlotte, vrije en behoorlijk anonieme sociale media negatief uitlaten tegenover nieuwe en zelfs tegen reeds gevestigde inwoners uit andere culturen, zeker wanneer het gaat om andere dan de ons vertrouwde Europese, en om sociale klassen die bedreigend overkomen, omdat ze ofwel lager ofwel hoger dan onszelf staan. Ook in het superdiverse Brussel.
Laten we ook minder verbaasd zijn wanneer een asielcentrum in brand wordt gestoken. Waarom zouden Belgen beschaafder zijn dan iemand anders? Vooral wanneer hen weinig of geen informatie over de als bedreigend ervaren verandering is gegeven? Groepen die een groot comfort hebben, zijn vaak tegelijk ook mensen met een hoge beschermingsdrang, uit angst voor verlies van dat comfort. En het staat sowieso al onder druk, dat comfort, want de wereld is écht aan het veranderen (en dát is de ontregelende pointe). Comfort is iets anders dan empathie of solidariteit. Comfort werkt verslavend, het maakt gemakzuchtig. Wij Belgen zijn in concreto meer aan comfort gehecht dan aan lastige waarden als de rechten van de mens. Vandaar dat de politieke reacties die de brandstokers scherp veroordelen slechts een gering effect kunnen hebben. Denk je dat je die pyromanen tot inkeer krijgt door hen te veroordelen? Ze zullen zich misschien wel een béétje beraden, maar vast niet zo grondig als je zou wensen. De vermanende vingers zeggen vaak meer over de vermaner dan over de dader: “ik veroordeel dit, want ik ben moreel goed.” Onze Westerse samenleving begrijpt zichzelf echt nog niet voldoende. De al te menselijke reflexen die weggeduwd worden, die lastig te aanvaarden zijn, leven wel aan alle tafels.
De verantwoordelijkheid van onze volksvertegenwoordigers
En wellicht zijn de brandstichters en applaudisseerders in Bilzen ook opgejut via sociale media, waarop sommige politici simpele sexy boodschappen droppen. Ze gebruiken de graffitimuren gretig.
Verkozen mensen met een voorbeeldfunctie laten de publieke opinie toe om onder drempels te duiken. Om goed klinkende, korte ‘waarheden’ te ventileren. Om de altijd complexe werkelijkheid te versimpelen (het simpele komt naar boven – heel wat werk voor genuanceerden om dat te counteren in begrijpelijke woorden).
En dat aan alle kanten, ‘links’ en ‘rechts’, elk met hun te fel verwoord gelijk.
Ook zij, bij uitstek, begrijpen niet goed hoe de nieuwe media werken, en welke evolutie ze veroorzaken. Ze dénken goed te beseffen wat ze doen, welk buskruit ze in handen hebben, waarmee ze als leerling-tovenaars spelen, maar ze ‘schieten zichzelf in de voet’.
We hoeven niet te wachten op barre tijden, we plukken al hopen rotte appels hier en nu.
Het grote drama: ‘links’ begrijpt ‘rechts’ niet, en omgekeerd. De dialoog smelt weg, en België erbij. Er zijn kampgevechten ontstaan op allerlei niveaus. En de polarisatie, die via de tweets en posts gevoed wordt, vindt haar bekroning op de marktplaats van de politiek.
Over en weer terechtwijzingen, groot gelijk en fundamenteel onbegrip regeren te vaak (oef, zo hebben we dan toch nog een regéring).
Het is nog een lastige waarheid: dat het knap moeilijk is om mensen te verzoenen, om elkaar te begrijpen. Op een bepaald niveau verschillen mensen vaak grondig. En ze blijven ook heel graag zo lang mogelijk in hun stevig opgebouwde mentale constructies verschanst zitten.
Nu de wereld langzaam maar hardhandig vervelt, worden er loopgraven gemaakt, en toch zouden de vechtersbaasjes iets meer vriendjes kunnen worden. Hun spontane reacties van afkeer, hun scherpe veroordelingen van elkaar, de “Je les connais par coeur”, “Híj is het die polariseert”, de niet-in-mijn-naam-hashtags, het fileren, het roepen, het kleineren… Iemand die toegebeten wordt zal altijd hard wegrennen en nooit iets bijleren. Vaak zelfs nog versterkt in eigen mening of gelijk. Een kind dat stout is, ga je niet toesnauwen, een leerling die het niet begrijpt, geef je geen oorveeg, maar de N-VA moest luid horen dat ‘le bruit des bottes in aantocht was’. Zijn volwassenen wel zo anders dan die kinderen en leerlingen? Hebben ze geen fragiele, gekwetste, angstige zielen onder het uiterlijke sérieux? Is harde veroordeling wel de goede aanpak, of moeten we proberen te begrijpen wat er scheelt en empathisch zijn? Ik hengel niet naar een simpel antwoord, maar ik hoop dat de vraag doet nadenken.
Nuance, mooi woord
De waarheid is dat we allemaal links én rechts denken. We zijn allemaal kwaad op wie zijn afval voor de deur dumpt. We houden allemaal van onze eigen kleine bakkers die met ander meel bakken dan die anderen. We staan allemaal open voor een vriendelijke blik, een vriendelijke geste, van wie die ook komt. Iedereen vindt sluiers een stap terug naar de tijden van de nonnekes. Iedereen wil sluiers toelaten uit respect voor andere gewoontes en zienswijzen. Iedereen zoekt gezelligheid in de winkels van de binnenstad. Iedereen zoekt goedkope kleren op internet. En al die waarden zijn constant in beweging.
Het is altijd gemakkelijk om een uitspraak te counteren, want gelijk welke uitspraak is als een medaille met een keerzijde, een ja maar. Als je uit de kortzichtige, comfortabele logica van het counteren stapt, kom je in een wereld van nuance. Zonder potjes toe te dekken en bewust van onze diepe neigingen. Geen hippies noch fascisten, maar vreemde contradictorische wezens.
Ja, het comfort staat onder druk. Door multinationals als Zalando waaraan we zelf bijdragen, omdat we voor veel te weinig geld veel te veel spullen willen. Thuis geleverd, straks in Lissabon flanerend, lekkere wintertomaatjes. Daar is duidelijk een naam voor: decadentie. Ondertussen heeft nog slechts 50% van de Vlaamse helft van de Belgische bevolking werkbaar werk. Gelukkig wordt dat door kindwerkers in een ver land gecompenseerd (maar wat hebben ze mooie stranden!).
De macht aan de tokkelaar
Dit jaar werd de Brusselse gemeenteraad voor het eerst livegestreamd. Plots kregen we de fysieke aanwezigheid van de gemeenteraadsleden te zien, hoe ze erbij zitten, hun elan of het gebrek eraan bij een vraag of een antwoord. Een heel interessant spektakel. De camera filmt maar door. Het brengt ons burgers dichter bij de politiek. Het gros heeft een scherm of een schermpje dicht bij de hand. Naast het gefluister en gebabbel wordt er ook voortdurend vanalles online gedaan terwijl de debatten plaatsvinden. Wellicht nuttig, maar behoort ‘live’ vanuit de raadszaal reageren op reacties die op sociale media verschijnen ook nog tot de essentie? Waar ligt de grens? Een goede politicus, zo lijkt het, is er één die erin slaagt gelijke tred te houden met de onoverzichtelijke aantallen berichten en posts. Welke effecten heeft dat op de kwaliteit van beslissingen? Ik kruiste onlangs een Brusselse politicus in de bus. Op zich tof dat dat kan gebeuren, méér ministers moesten metro, bus en tram maar eens zelf regelmatig nemen. Maar een kort gesprek zat er niet in, de man was echt verwoed bezig zijn posts te trachten up to date te houden. Als je je communicatie wil controleren, sluit je maar beter een pact met je mobieltje, en wie weet behaal je een verkiezingsoverwinning tussen duim en wijsvinger.
Jan met de pet en vrouw met de broek doen niet onder, daarvan getuigen de anonieme, bevreemdende wezens die je, hoofd naar beneden, voorbijlopen, die zich in een ander hier en nu bevinden, en, wanneer ze niet met spelletjes bezig zijn, de macht doen verschuiven: een uitspraak van een politicus is minder verheven boven de stem van het volk dan vroeger.
Off(line)
De loktoon van het online-zijn klinkt luid, en meer dan ooit komen geesten daar met elkaar in aanraking/botsing, maar laat ons ook meer genieten van echte ontmoetingen. Laten we gaan wandelen en sporten, ook al vraagt dat meer moeite (grote voldoening nadien). Laten we meer praten van mens tot mens, met lichaamstaal, fysieke gebaren en blikken. Laten we aan de verleiding weerstaan om onze angst snel in een boze post om te zetten. En geef ons veelzijdige politici met meer gevoel voor nuance.