Categorieën
Kunst

De weg naar je werk leg je alleen af

Korenbloemen en Kellygroene cactussen op de Grote Zavel (c) Thomas Dielman

Maandagmorgen is pijnlijk en betekent het officiële startschot van een nieuwe werkweek. Het einde van het weekend, de overgang naar een ander ritme, van structuur en van het luisteren naar iemand anders die jouw tijdsindeling bepaalt. Eenzaam in je plichtsbesef. Een mini-herinnering aan de eerste schooldag. Elke week.

De weg naar je werk leg je alleen af.

Maandagmorgen begint zondagmiddag.

De deur valt in het slot. Ik haal diep adem. Het is een ouderwetse klik waarmee de deur te kennen geeft dat je niet meer naar binnen kan. Het begin van de laatste 30 minuten die mij toebehoren. Ik blaas lang uit, ik luister naar het kloppen van mijn hart en ik zet een eerste stap, als het eerste radertje waarmee de trein zich op gang trekt.

Vijfendertig stappen later sta ik aan het einde van de Melsensstraat voor een nieuwe gigantische muur. Ik sta voor het skelet van een nieuw administratief gebouw van ongeveer 10 verdiepingen hoog. Een beloofde glazen variant van het parkeergebouw dat het vervangt. Lego voor gevorderden. De wind heeft er vrij spel. Ik zie de maan door de lijnen. De werf wordt verlicht door een reuzenlamp. Ik sla rechtsaf, de Zwarte Lievevrouwestraat in.

Gedachten aan het weekend komen en gaan. Alles wat me even wordt aangereikt wordt door een tornado terug naar boven gekatapulteerd, ver buiten mijn bereik. Weekendgedachten maken plaats voor werkgedachten.

Het zicht op de cipresssen wordt me ontnomen door het opgeworpen witte linnen. Het tafelkleed wordt strakgetrokken over de lange houten tafel, de plooien gladgestreken door vele handen. De cipressen staan netjes achter elkaar als persoonlijk geplant door God zelf. Zacht golvend spelen ze met het enige wolkje aan de strakke azuurblauwe hemel.

Onder de bloeiende pruimenboom staat er een kleinere tafel. Tussen de rood roze ruitjes een mand met een boeket tarwe, een ovaal ongesneden brood, een knaloranje tinnen kan en 2 cactussen. Als eerste zoek ik een plaatsje uit aan de tafel.

De zon danst op de tafel, de wijn zwemt in de glazen en de wind tilt iedereen op.

Na de lunch wandel ik tussen de velden terug naar mijn kamer. Zonnebloemgeel, goudgeel, maisgeel en lindegroen omzoomd door een grijsblauw gebergte in de verte. De wind ruist door de korenbloemen.

De kamer ziet er net uit zoals ik ze heb achtergelaten. Ik leg mijn hoed op de rieten stoel en open het raam. Het plein is leeg. Ik blijf nog even kijken.

Ik hap naar lucht. Tot mijn verbazing sta ik reeds halverwege de Regentschapstraat. Wat met Gabrielle Petit en het Sint-Jansplein? Ik heb het nieuwe kantoorgebouw van de Sociale Landsbond gemist en de appelblauwzeegroene vlaggen die de Lebeaustraat aankondigen. Ben ik de Zavel diagonaal gekruist? Ik hou me vast aan het hek van het conservatorium als aan een wandelstok. Mijn ogen moeten wennen aan de grijze kleur van de stad die me onwerkelijk voorkomt. Het Justitiepaleis is mijn poolster. Ik tracht niet weg te vallen naar de gele kamer.

Ik draai de hoek om bij de esdoorns en hoor tram 93 de Louizalaan inrijden als een gemotoriseerde rups.

Ik heb geen tijd om even uit te blazen op het bankje. Om de chaos in mijn hoofd te observeren. Om als een bandwerker in een fabriek te kunnen kijken naar alle gedachten die voorbijkomen. Om de band af en toe stil te zetten om er de mooiste uit te nemen en deze in schriftjes, kaftjes en in doosjes te steken. Af en toe steek ik mijn duim op naar de baas die achter een raam vanop de eerste verdieping toekijkt. Mijn uniform is Sèvres-blauw.

De nacht is voorbij, het weekend ook, de maan ingeruild voor een waterig zonnetje. Alles is nu zichtbaar. Ik versnel mijn pas en steek Place Stéphanie over. De schuifdeuren wijken automatisch, ik hou mijn badge tegen een piepende doos. Nu is alles lichtkleurig hout en rechtlijnige plafondlichten die je als in een autotunnel duidelijk maken dat er slechts 1 richting mogelijk is. De tijd wordt stopgezet. Ik loop naar de trappenhal. Ik kijk niet meer naar buiten.

Thomas Dielman schildert Brusselse stillevens. Ze hebben volgens de kunstenaar, die aan Sint-Katelijne woont, geen enkel doel buiten het feit dat een mooie compositie rust en troost kan bieden. Ze kunnen je even verwarmen en je eraan herinneren dat schoonheid overal te vinden is

Share