Met de foto in de hand van het schilderij van de foto van stilleven 10 tracht ik te achterhalen wanneer ik deze blauwe plastieken zak juist ben tegengekomen. Het zakje komt waarschijnlijk uit de nachtwinkel Muneeb of uit de nightshop Rupali, beide gelegen aan de Locquenghienstraat. Misschien komt het zakje uit de magasin de nuit Imi, 50 meter verderop op de Varkensmarkt, of uit Jaral superette gelegen in de Vaartstraat, alvorens als een parachute te landen in een plas regenwater op de Marguerite Durassquare. Ik noemde het ‘Herfstblauw’ en schreef het in in een tweejaarlijkse nationale schilderwedstijd, georganiseerd door een vereniging in Zulte. Het thema dit jaar is water.
Ik leg de foto weg. Na een délichoc steek ik een madeleine cakeje in mijn mond. De woorden komen niet. In de badkamer spuit ik Eternity op. Ik haal diep adem en ruik het einde van de jaren 90. Via een teletijdmachine van citrusvruchten, koriander, salie, basilicum, muskus, amber en houtelementen sta ik in een verzorgd portiek.
Met een zwaar gemoed, op het punt geleefd te worden, bel ik aan. De deur wordt geopend door een meisje in kostuum. Ze draagt een centraal aangestuurde headset op haar hoofd. Ze heet me welkom in de felbelichte kamer en leidt me naar de inkomhal die tijdelijk is omgebouwd tot garderobe. Ik mag mijn verjaardagsgeschenkje achterlaten op de daartoe bestemde tafel. Met haar vinger wijst ze me vervolgens de trap aan en met enkele laatste regie-aanwijzingen laat ze me los. Boven op de trap staat een ander headset-meisje hevig met haar armen te bewegen alsof ze het verkeer regelt hartje Napels. Ik begrijp niet wat ze van me wilt, moet ik naar rechts om plaats te maken voor iemand anders of moet ik sneller de trap oplopen? Als een giraf op skilatten probeer ik beide te doen. Diagonaal trek ik het ene been na het andere de berg op.
Eens boven wurm ik me een weg door de andere gasten en verberg ik me uit het zicht bij een buffetkast volgestouwd met ingekaderde familiemomenten. Instagram maar dan analoog. Ik probeer tot rust te komen door naar de foto’s te kijken. Verder herinner ik me niets meer van die ruimte, zelfs mijn geheugen werd die avond ingeschakeld om me veilig thuis te krijgen.
In het midden van de kamer zie ik mijn favoriete fata morgana. Opgelucht, tot tranen toe geroerd, navigeer ik in één rechte lijn naar hem toe, op een haar na ram ik enkele haaien. Wat ben ik blij je te zien, wordt weggewuifd door Tom, die wegvaart in zijn yacht, een blinkende yacht waarvan het zeil te strak werd opgespannen. Het is te druk, roept hij nog na. Ik blijf watertrappelend achter.
De regels van het verjaardagsfeestje zijn me niet duidelijk. Is het een filmset, een prijsuitreiking of een debutantenbal en waarom draagt iedereen de kleren van hun ouders? Gelukkig word ik geholpen in gebarentaal. Tom wijst naar een punt van mijn losgekomen hemd, een headset-meisje gebaart me te glimlachten door een banaantje te tekenen in de lucht en een ober trekt zijn wenkbrauw in een vraagteken als ik weer een coupe neem van het blinkende dienblad. Het is vrijdagavond, maar hier wordt hard gewerkt.
Als jij in mijn verhaal, dan zal ik in jouw verhaal.
Ook doe ik dienst als tussenstop voor mensen die van de wc komen en nog niet meteen weten bij welk groepje ze willen gaan staan. Ellis Island vóór de overstap naar New York. Ik laat iedereen door.
Zoals bij de wielen van een rijdende auto lijkt hier de tijd achteruit te gaan.
We spreken dezelfde taal als er niemand kijkt. Tom sluit even zijn ogen en haalt diep adem. Lily tracht angst te lozen door haar handen uit te wapperen. Gerrit kijkt bezorgd over de schouder van zijn partner. Anna bijt op de binnenkant van haar wang en richt haar blik op de palm van haar rechterhand. Cindy kijkt met afschuw naar het spiegelbeeld van haar buik en legt er een hand op. Antoine doet enkele onderkaakoefeningen in zijn linkerhand. Ted drukt te snel een oproep weg. Nancy knikt maar luistert niet. Michaël recht zijn rug en masseert de bovenkant van zijn grote bilspier. Evelyn zet haar champagnecoupe onaangeroerd op het dressoir en versnelt haar pas. Kris tuft het bladerdeegje met garnalen in zijn servet en Ellen schrikt als de laatste zonnestralen van die dag, zelfverzekerd als een theaterspot, haar kruis belichten.
Het zou zo gemakkelijk kunnen zijn. Tijdens de groepsfoto buiten op het terras licht een servetje zich op van de stapel. Het draait en keert alleen in de lucht en danst zich elegant de tuin van de buurman in. Slechts enkele seconden en alles is anders.
Maar de mooiste blijk van menselijkheid, de liefste vorm van rebellie komt van Dario die, in de veiligheid van een kring mensen, even niet oplet en enkele seconden dagdroomt.
Een twee drie en vier. Dario schrikt wakker en kijkt angstig om zich heen. Ik blijf kijken, wil hem een hart onder de riem steken. Hij kruist mijn blik, ik glimlach en twijfel of ik ook zou knipogen. Maar er komt geen verbinding tot stand. Hij kijkt strak door me heen en focust terug op het gesprek. Geen draadje tussen ons, een rood fragiel wollen draadje. Ik sluit mijn ogen half tot een spleetje en ik merk dat er tussen niemand van de aanwezige gasten een draadje hangt. In welke kleur dan ook. Daarom staan ze misschien allemaal zo dicht bij elkaar. Ongebonden maar daardoor levenslang veroordeeld tot elkaars gezelschap.
Tegen de stroom in loop ik richting het toilet, ik maak een schijnbeweging naar de voordeur en plots sta ik buiten. Nog steeds in de gevarenzone loop ik naar het station. Het voelt of ik nog steeds binnen ben.
Ik zit en de zenuwen gieren door mijn lijf. Ik probeer me op iets te concentreren. Mijn huid, van kop tot teen, is gevoelloos, op enkele tintelingen na. Mijn nek zit vast in een ijzeren greep. De verdoving is beklemmend maar ik vrees vooral de fase erna.
‘Herfstblauw’ hangt op enkele meters van mijn stoel, eenzaam tussen de andere inzendingen. Het zakje breekt het licht in verschillende blauwen: walvisblauw, indigo, pauwblauw, oceaanblauw, azuurblauw en hemelsblauw. In het zakje zitten de mooiste stenen in alle kleuren van de regenboog: diamant, opaal, maansteen, goud, amber, jaspis, robijn, kwarts, saffier, lapis lazuli, turkoois, smaragd, jade, onyx en albast.
Een grijzende man bestijgt het podium, neemt de micro van de tafel en leest de namen van de vijf genomineerden voor.
Thomas Dielman schildert Brusselse stillevens. Ze hebben volgens de kunstenaar, die aan Sint-Katelijne woont, geen enkel doel buiten het feit dat een mooie compositie rust en troost kan bieden. Ze kunnen je even verwarmen en je eraan herinneren dat schoonheid overal te vinden is.