Categorieën
Brussel Persoonlijk Faits divers

Een warme kerst op het Vossenplein

Vierentwintig december. De ochtend van kerstavond. Ik ben op het Vossenplein. Op zoek naar cadeautjes. Niets specifieks, dat lukt hier niet. Je kijkt om je heen tot je iets ziet wat bij een dierbare in je hoofd zou kunnen horen. Hier komen de dingen naar je toe, als je ze je laat overkomen.

Dikwijls zijn het herinneringen. Mijn eerste fototoestel, een Kodak Instamatic. De glazen schaaltjes waar ik bij mijn grootmoeder vanille-ijs uit at, met grenadine of bresiliennenootjes. Een doosje met wasbolletjes voor in je oren, om vredig te kunnen slapen. Die doosjes bestaan nog steeds, maar zijn nu minder mooi. Mijn vader nam ze altijd mee in zijn toilettas wanneer hij op reis ging voor het werk. Om zijn oren te beschermen tegen het lawaai van de oorlog.

Ik koop een tafelkleed met twee cirkels van rozen in felle kleuren: fuchsia en paars, donker- en lichtblauw, donker- en lichtgroen, geel, oranje en rood. Voor één euro. De tafel zal vanavond feestelijk gedekt zijn.

Mijn oog valt op een statig familieportret in een opvallende houten lijst. Iemand heeft het al gekocht, en wandelt ermee rond. Wanneer ze bij een kraam wil kijken, zet ze het naast zich op de grond. Ze is in het gezelschap van een vriendin. Ze praten Engels. Amerikaanse toeristen, denk ik.

Stiekem neem ik een foto van de foto. Een jonge, waarschijnlijk nu dode vrouw op de foto kijkt van achter het been van de op het Vossenplein wandelende vrouw. Ik heb maar een stukje van de foto vastgelegd. Als ik hem helemaal wil, zal ik het moeten vragen. Ik volg hen even, dan spreek ik hen aan.

Natuurlijk mag ik de foto fotograferen, zegt een van hen in het Nederlands. Ik had helemaal geen angst moeten hebben om het te vragen, ze vinden het net leuk. Ze hebben de foto voor de lijst gekocht. Het breekt mijn hart een beetje dat ze de foto zullen verwijderen.

‘Denk je dat deze mensen gelukkig zijn?’, vragen ze me. Hun vraag overvalt me. Ik kijk, denk na. Geluk valt niet altijd af te lezen. Sommige mensen kunnen goed acteren. In een charmant iemand kan veel donkerte huizen. Achter een glimlach kan diepe pijn schuilen. Het is een heel geposeerde foto, dat maakt het extra moeilijk. Ik weet het niet.

Zij wel. Ze overlopen persoon na persoon op de foto, speculeren wie ze zijn, welk karakter ze hebben. Ze vullen elkaar aan. Laten hun empathie op de geportretteerden los. Vooral die ene vrouw, de moeder waarschijnlijk. Zij staat er. Zij kan het leven aan.

De sprong naar ons eigen leven is snel gemaakt. Ons geluk, onze pijn. We gooien ze meteen op de kasseien van het Vossenplein. Alsof we elkaar al jaren kennen.

‘Wij gaan nu naar een bijeenkomst van de AA en daarna breng ik haar naar huis. Dan ga ik naar mijn eigen huis,’ zegt de Nederlandssprekende. ‘Wij zijn dus vanavond alle drie alleen!’

Ik vraag of ik nog een foto van de foto mag maken, maar nu met hen erbij. Natuurlijk. ‘En nog een selfie met ons drie!’ zegt de Amerikaanse. ‘Leun met je hoofd tegen mij,’ draagt ze me op terwijl ze haar telefoonschermpje naar ons richt.

Daarna geven ze me om de beurt een knuffel. Zo lang en stevig dat ik er wat verlegen van word. Ik geef hen een kaartje van De rode valies, en een kaartje van mijn reddingsactie voor de banken van het Noordstation. De volgende ochtend zal ik nog een lieve mail van hen krijgen.

Verrassend licht wandel ik de rest van de dag in. Hoe dit plein, met zijn verdriet van vervlogen levens, toch ook steeds weer weet te troosten. Hoe je hier in een mum van tijd warmte en verbondenheid kunt vinden.

Ik loop naar La Brocante voor een koffie. Of twee.

Share