De Dansaertbuurt staat voor velen synoniem voor de Vlaamse wijk in Brussel, niet het minst doordat cafés als De Markten, Roskam, Bar Beton, Le Coq en Walvis als trefpunt voor Nederlandstaligen fungeren. Blijft dat zo of zal dat verwateren door het meer en meer kosmopolitische en toeristische karakter van de binnenstad? Bierschrijver Eoghan Walsh zoekt een antwoord op die vraag in de artikelenreeks en podcast van Brussels Beer City.
Het is moeilijk voor te stellen, maar de Dansaertstraat was begin jaren 1980 een grauwe, verwaarloosde buurt. Met zin voor overdrijving zei Jean-Louis Hennart, sinds 1985 uitbater van het art-decocafé L’Archiduc, tegen Bruzz: “De rue Dansaert? Dat was één moord per dag.” Het is in die tijd dat schrijvers, muzikanten en kunstenaars zich er vestigen, aangelokt door lage huurprijzen, de bruisende cafés en de rauwe reputatie van de buurt. Enkele namen: Arno Hintjens, Dominique Deruddere, Johan Verminnen, Jan Decorte, Marc Didden.
Geert van Istendael schetst het verloop van de oprukkende gentifricatie: “Beginnende kunstenaars nemen de plaats in van een uitstervende bevolking. Na hen komen andere non-conformisten, nog altijd bohemiens, nog later komen de bourgeois-bohemiens, die meer centen hebben.”
Het naburige Sint-Goriks had destijds een gelijkaardige reputatie (toenmalig buurtbewoner Luckas Vander Taelen spreekt van “een mengeling van harde homobuurt en marginale cafés (met) veel armoede”), maar valt net buiten de Nederlandstalige enclave die ontstaat.
Wat Nederlandstaligen aantrekt rond de Oude Graanmarkt en Sint-Katelijne? Walsh noemt drie redenen: cultuur, couture en cafés. Populaire cafés als ‘t Kapiteintje, Le Paon Royal en In Den Congo stonden zij aan zij met louche rendez-voushotels. Nederlandstalige cultuurcentra als de Beursschouwburg en De Markten – en de KVS iets verderop – waren intussen een broeikamer voor artistieke talenten. Zo debuteert de jonge choreografe Anne Teresa De Keersmaeker in De Markten. Het Nederlandstalige onderwijs is goed vertegenwoordigd in de buurt met scholen zoals Maria-Boodschap. Sonja Noel opende haar boetiek Stijl in 1984 en gaf daarmee het startschot voor het mode- en designdistrict dat de Dansaertstraat vandaag is. Het uithangbord is nu MAD Brussels, het centrum voor mode en design aan de Nieuwe Graanmarkt.
En zo is te verklaren dat het café en het terras van De Markten zich volgens directeur Eva Wilsens heeft ontwikkeld tot het Vlaamse dorpsplein van de stad, dé ontmoetingsplaats voor Nederlandstaligen binnen en buiten Brussel – al is iedereen uiteraard welkom. Valérie De Ketelaere, gids bij Bazaar Trottoir, beschouwt de Roskam dan weer als haar stamcafé, een plek waar ze altijd wel iemand tegenkomt die ze kent. Ze ontvluchtte Kortrijk twintig jaar geleden. Nu kan ze zichzelf zijn in deze buurt, niet alleen door de gemeenschappelijke taal, maar ook door de mensen, de cafés, de restaurants en de winkels, de sfeer. “Het is mijn Klein Kortrijk.” De Dansaertvlaming is een begrip geworden – weliswaar met een eerder negatieve connotatie. Sarah Leemans – die zelf intussen in Antwerpen woont – wijdde er een satirische instagrampagina en een sketchprogramma aan “over millennials in hippe koffiebars, vlotte reclameboys met een koersvelo en vingerwijzende hipsters”.
Maar blijft de Vlaamse wijk even Vlaams in de toekomst? Wonen is er heel duur geworden, waardoor Nederlandstaligen meer en meer uitwijken naar andere gemeenten in het gewest of de Vlaamse rand. Gezinnen die dromen van een huis met tuin ontketenen al langer een stadsvlucht. Tegelijk verandert het karakter van de buurt door nieuwe horecazaken en winkels. ’t Kapiteintje is een vestiging van Bar des Amis geworden, Le Paon Royal is omgevormd tot pizzeria Otomat, een van de vele nieuwe ‘fast casual’-foodketens. De onafhankelijke boetieks krijgen concurrentie van modeketens als COS, American Vintage, Ace & Tate en Scotch & Soda. Het aanbod is op maat gesneden van toeristen die de buurt willen beleven, daarin aangemoedigd door de stad, die talrijke activiteiten op de Vismarkt en het Sint-Katelijneplein organiseert – van Winterpret tot Brussels Jazz Weekend. Als klap op de vuurpijl moest café Monk dit jaar de deuren sluiten omdat de eigenaar het pand wil renoveren. De uitbater zelf hekelde het wurgcontract van de drankenhandelaar.
Eet de gentifricatie haar eigen kinderen op en wordt de Dansaertvlaming op zijn beurt uit de buurt verdrongen? Historicus Hans Vandecandelaere blijft er nuchter onder: buurten veranderen en dat kan snel gaan. “Wie herinnert zich nog dat Kuregem in Anderlecht 30 of 40 jaar geleden vooral Vlaams, Siciliaans en Spaans was?” Migratie gaat sowieso in golven. Zo ruilden in de 19de eeuw veel ongeschoolde Vlamingen het platteland in voor Brussel om te werken in fabrieken en de bouwsector. In het interbellum gaat het meer om bakkers en slagers. In de jaren zestig zijn het academisch geschoolde Vlamingen die aan de slag gaan bij de overheid, media of cultuur.
Maar toch, besluit Walsh: “Generaties veranderen, maar het ziet ernaar uit dat de Nederlandstaligen van Brussel naar hun Vlaamse dorp, hun Klein Kortrijk, zullen blijven trekken.” Daar draagt de centrale ligging in de stad toe bij, op wandelafstand van Brussel Centraal, ideaal voor bezoekers of werknemers uit Vlaanderen, maar ook gemakkelijk voor Brusselaars die in verschillende hoeken van het gewest wonen. De Nederlandstalige cultuurhuizen blijven zeer aanwezig, niet alleen de theaters, maar ook concertzaal AB. Bovendien kun je, anders dan in andere Brusselse buurten, nog altijd volop in het Nederlands terecht in de vele cafés, restaurants en winkels. Al zijn er intussen meerdere aantrekkingspolen voor Nederlandstaligen – van het Josaphatpark in Schaarbeek over het Spiegelplein in Jette tot Tour & Taxis en de kanaalzone – de Dansaertwijk blijft zonder twijfel de grootste magneet.
Je vindt de artikelen en podcast op Brussels Beer City De nieuwe reeks Diaspora Season telt voorlopig twee afleveringen, de eerste gaat over Irish pubs.