Toen de man op de hoek van de straat mij vertelde dat hij een péniche wilde kopen, stond ik met mijn mond vol tanden. Hij wilde in zo’n vrachtschip voor de binnenvaart, ook wel spits genoemd, gaan wonen. Ik herinnerde me iemand die in Brussel een woonboot had, maar dat waren rijke mensen. Voor iemand die niet veel geld had, leek me dat minder evident.
De man vertelde mij dat het 30.000 euro kost om een oude péniche te kopen en deze op te kalefateren. Dat leek me een puik plan. Hij is staatsloos uit Oekraïne. Ik dacht er onmiddellijk aan dat je met zo’n péniche best ver kunt geraken, zelfs tot in Moskou.
Het leven op een péniche leek me romantisch. Ik had tijdens mijn lessen Russisch geleerd dat zo’n type boot een лодка (lodka) is. In Rusland was dat vroeger een belangrijk vervoermiddel. Niet verwonderlijk dus dat mijn Oekraïense vriend een lodka wilde kopen.
Toen ik mijn oude buurvrouw tegenkwam, herinnerde ik dat zij in de haven van Brussel werkt. Ik vroeg haar of je met een péniche naar Moskou kon. Ze vertelde mij dat dit via de waterwegen mogelijk is – in principe dan toch. Mijn vriend wees erop dat Nederland moeilijk is om door te geraken.
Wonen in een péniche is niet aan te raden, vertelde mijn oude buurvrouw. Je weet vaak niet in welke staat ze zijn. Als ze zinken, moet je ze weer uit het water halen. Dat is verplicht en heel duur.
Het is dus waar dat je met een péniche naar Moskou kan, maar voorzie er maar een stuk of drie in verschillende havens volgens mijn vriend op de hoek van de straat. De kans dat er iets gebeurt is reëel.