Categorieën
Brussel Persoonlijk

Een rozige zonsopgang

Mijn vrije dag. Vrijdag. Ik ben vroeg op. Gelijk met de zon zie ik. Die staat ook net op. Tegen de horizon is een strook van dunne uitgerekte wolken waartussen de lucht geel-rozig kleurt.

Ik stuur een foto van de zonsopgang naar een goede vriend. Hij moet vandaag naar de uitvaart van “een goeie copain”. Ik wens hem moed en schrijf: “de eindigheid, kleinheid, onbeduidendheid, relativiteit, snelheid maar ook de schoonheid van ons leven is me hier nabij met bijna elke dag zo’n prachtige zonsopgang”. 

De vriend antwoordt: “Curieus, want als jij met een zonsopgang zit, lijkt het bij mij nog even nacht te zijn. Of zo wil ik het nog even.” Ik moet lachen om zijn formulering. We zitten er toch maar mee. Elke dag een zonsopgang. Elke dag weer die opdracht om er iets van te maken. 

Dat ben ik vandaag van plan. Thuis eens goed doorwerken. Maar eerst vroeg naar buiten. Naar de bakker om pistolets en croissants. Op vrijdag doen alsof het zondag is. Mijn oudste dochter is bij mij. Ik wil haar verwennen.

Het is koud maar gezond. Lekker frisse lucht. Ik voel het jaar zijn einde naderen. Bij de bakker is het nog rustig. Ik ben er snel weer buiten. Mijn dochter zal nog slapen. Ik kom voorbij het gezellige hoekcafé waar ik onlangs voor het eerst koffie dronk. Misschien kan ik dat vandaag weer doen? Er zit bijna niemand. Eén wat oudere man. 

Ik ga naar binnen. Er klinkt muziek van Oscar Peterson. Het soort jazz dat voor mij bij de avond hoort. Ik bestel een cappuccino. “Vandaag hebben we helaas geen cappuccino. Alleen zwarte koffie,” zegt de barvrouw, die haar winterjas draagt, een zwarte pufjas. Het café is duidelijk nog niet opgewarmd. Ik zeg dat zwarte koffie ook goed is. Een kleine teleurstelling die het geluk van deze ochtend alleen wat versterkt. Evenals de weekendkrant die ik ineens zie liggen op de toog. O ja, morgen is het Wapenstilstand en al lijkt wapenstilstand ver weg, de winkels zijn morgen gesloten. Vandaar de weekendkrant. Het is vandaag, naast vrijdag en zondag, ook zaterdag.

De barvrouw reikt me een kartonnen bekertje aan, maar ziet dat ik de krant heb genomen. “Je wil hem hier drinken?” Ze giet de koffie over in een zwarte kop. Ik kies een klein rond tafeltje bij het raam.  

Een tweede man komt binnen, bestelt koffie en een croissant. Hij gaat zitten. Een derde man komt binnen. Ook hij krijgt te horen dat er geen cappuccino is. Hij gaat zitten, drinkt snel zijn koffie, gaat weer weg. Er komt een vrouw met een hondje. Zij neemt haar koffie mee. Ook de volgende vrouwen nemen hun koffie mee. Ik begrijp nu het misverstand van zo-even. Mannen nemen tijd om te gaan zitten, vrouwen nemen hun koffie mee. Niemand heeft er een bezwaar tegen dat er alleen zwarte koffie is. Zwart kleurt onze dag vandaag. Meer dan de mannen in oranje fluo die op het plein met bladblazers in de weer zijn.

Mensen trekken voorbij, in verschillende richtingen, ze stappen doelgericht op hun werk af, in gedachten zijn ze er reeds.

In het café is nu toch nog een vrouw komen zitten. De eerste man heeft intussen gezelschap gekregen van een vriend. Verder is iedereen alleen. Ik lees een artikel over de nieuwe vertaling van Lady Chatterley’s Lover.

Het voelt speciaal om muziek waar ik thuis meestal ’s avonds naar luister bij het aanbreken van de dag te horen. John Coltrane, Duke Ellington, Dave Brubeck. Ze maakt dat ik dit moment nog meer als gestolen ervaar. Er speelt een nummer dat ik mooi vind, maar niet ken. Ik laat mijn telefoon even meeluisteren, hij deelt me mee dat het “I can’t get started” van Lester Young is. Ik schiet luidop in de lach. Ben ik de dag al gestart of nog niet? Ik lees nog een mooi stuk over een poëzieleesclub. Iemand zegt daarin dat we onze doden moeten dragen. Dat het dragen als een wiegen is, dat de angst voor het einde verdrijft. En dan volgt nog een prachtzin: “Het werd om te blozen zo koud in november.”

Ik sta op, leg de krant terug op zijn plek, ga naar buiten. Het is beginnen te regenen. De rozige zonsopgang heeft zijn belofte niet waargemaakt. Ik open mijn paraplu.

Deze bijdrage van Tanja Wentzel verscheen eerder op haar persoonlijke blog De rode valies. Verhalen uit Brussel.

Share