Categorieën
Architectuur Kunst

Petitie: open het Paviljoen der Menselijke Driften

Open het Paviljoen der Menselijke Driften van Horta en Lambeaux in het Jubelpark voor de hele wereld. Na 125 jaar van eenzame opsluiting moet de pracht van dit gebouw en de glorie van dit reliëf eindelijk aan de wereld getoond worden.

Christine Van Heertum, CC BY-SA 4.0 https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0, via Wikimedia Commons

Het Paviljoen der Menselijke Driften omvat een monumentaal witmarmeren reliëf van een van de bekendste beeldhouwers van de Belle époque: Jef Lambeaux. Hijzelf beschouwde het massieve reliëf van 12 meter op vier meter als zijn levenswerk. Het magistrale werk is niet alleen gemaakt door een van de belangrijkste beeldhouwers van ons land, maar het staat bovendien in een door Victor Horta speciaal daarvoor ontworpen parkpaviljoen. Dit klassieke tempelpaviljoen dat werd ontworpen in 1889 omvat reeds vele art-nouveau-elementen die de naam en faam zullen maken van Horta. Het werd door Horta bestempeld als “het einde van de voorbode van mijn loopbaan”. Het gebouw is een herinterpretatie van een klassieke tempel waarbij elk klassiek detail opnieuw werd bestudeerd en heruitgevonden en men duidelijk elementen uit de art-nouveau herkent.

Hoewel het werk zich in hartje Brussel bevindt in het Jubelpark, is het werk al van bij de formele inhuldiging in 1899 amper te bezichtigen. In eender welke andere hoofdstad zou dergelijk werk een publiekstrekker bij uitstek zijn, maar bij ons zit het al meer dan een eeuw achter slot en grendel.

Het monument werd achtereenvolgens het slachtoffer van censuur, kwam vervolgens in handen van Saudi-Arabië die het werk als decadent beschouwde en het wilde afbreken om uiteindelijk het slachtoffer te worden van een institutioneel kluwen. Zelfs toen Brussel in 2023 de 130 jaar van art nouveau vierde, bleef het werk onttrokken aan het oog van het publiek. Wie een glimp van het reliëf wil opvangen moet door het sleutelgat van het paviljoen gluren.

Hoe is het zo ver kunnen komen?

Het kunstwerk zorgde al van bij zijn inhuldiging in 1899 voor een hevige controverse. Het enorme werk, een reliëf in wit marmer van 12 meter op 8 meter, was een lust voor het oog volgens velen, doch voor anderen werd het werk als pornografisch en decadent beschouwd. Het werk toont wellustige en kronkelende blote vrouwen en mannen waarboven de dood uittorent. Het draait rond het thema van het geluk en de zonden van de mensheid. Het werk viert het leven in al zijn glorie maar de onvermijdelijke dood gloort aan de horizon. De kranten hadden enkel oog voor de uitgesproken erotische kant van het werk en hadden het over een “marmeren bordeel” en “een demonische kontkneder“. 

Het werk dat werd gemaakt in opdracht van koning Leopold II werd door de goegemeente reeds vier dagen na zijn inhuldiging onttrokken aan het oog van de toeschouwers. 

Het kwam onder de verantwoordelijkheid te staan van de Administratie voor Schone Kunsten, die het stuk achter slot en grendel zette met als excuus het gebrek aan bewaking.

In 1967 schonk Koning Boudewijn de grond waarop het paviljoen stond in vruchtgebruik aan Saudi-Arabië samen met het Oriëntaals Paviljoen, dat later werd omgevormd tot de Grote Moskee. 

De aanwezigheid van dit prachtige erotische werk van wereldfaam was een doorn in het oog van de Saudiërs en de afbraak dreigde in 1980. Gelukkig stootte dit op het verzet van Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.  Uiteindelijk werd het paviljoen en het reliëf, nadat het was gered van de sloophamer, overgedragen aan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMSK).

Sindsdien is dit werk het slachtoffer van een typisch Belgische gordiaanse knoop, waardoor niemand er echt naar omkijkt.

Het Paviljoen is eigendom van de Belgische staat, met vruchtgebruik voor de Saudiërs, terwijl de uitbating van het monument in handen ligt van de Koninklijke musea en het onderhoud in handen is van de Regie der Gebouwen.

Het resultaat liet zich raden. Het gebouw werd slecht onderhouden en was slechts bij hoge uitzondering toegankelijk.

In 2012 bracht een boek van Carine Cuypers dit werk weer onder de aandacht en aldus zag de overheid zich verplicht om zowel het paviljoen te restaureren als het reliëf zelf eveneens onder handen te nemen. Brussel trok met de federale regering 636.000 euro uit voor de restauratie en ook het reliëf volgde.

In 2015 werd het gebouw eenmalig toegankelijk gesteld voor het publiek en het werd een voltreffer. Vijfduizend bezoekers kwamen een kijkje nemen. De belangstelling van het brede publiek is er, maar de wil ontbreekt.

Ondanks een opeenvolging van verklaringen en dure eden van de verschillende bevoegde staatssecretarissen en ministers om het paviljoen eindelijk te tonen aan de hele wereld, gebeurde het tegenovergestelde. Het paviljoen is amper nog toegankelijk en slechts op enkele data, op afspraak en enkel in groep.

Naar verluidt blijft de nabijheid van de Grote Moskee en het feit dat Saudi-Arabië tot 2058 het vruchtgebruik heeft over het paviljoen voor problemen zorgen. De Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis die instaan voor de uitbating hebben een structureel personeelstekort en geven aan niet te kunnen instaan voor het toezicht.

België is het land van het surrealisme, maar wat hier gebeurt, tart alle verbeelding. Een monumentaal meesterwerk dat het resultaat is van de samenwerking van twee van de meest voorname kunstenaars van ons land wordt angstvallig uit de publieke belangstelling gehouden, terwijl dit een van de grootste publieksattracties van de hoofdstad en zelfs het land kan zijn. Als dit werk in Parijs of Rome stond, zouden lange rijen toeristen zich verdringen om het te bewonderen.

Teken nu de petitie.

Share