Het Bijbelmeisje begroet haar medebroeder met een fistbump. Ineens worden zij van deze wereld. Iets verder slaapt een clochard op een teddybeer.
Twee meisjes roken arm uit het venster in de Laboureur. Raamrokers. Een ander meisje heeft haar been van kop tot teen vol getatoeëerd en het andere helemaal blank gelaten zodat het lijkt alsof ze een kunstbeen heeft. Een man met dikke bakkebaarden en lang nekhaar lijkt helemaal weg gelopen uit de diepe sixties. Een meisje rookt en houdt tegelijk een rode lolly in haar mond.
De Afrikaanse man belt zo luid dat ik alles versta. Maar ik versta er niets van. Hij maakt zich heel druk en ik weet dus bij god niet waarom. Er komt een jonge vrouw langs, je kan schaken op haar broek, lijkt me handig. Een dame, amper veertig, wandelt troebel en wankel. Ze is high maar ook depri.
De Japanner met kanariegeel haar rijdt te snel zonder helm. Op een groene huurstep, een zwarte jongen in kaki onderweg naar de oorlog. Blijven volwassen kindsoldaten voor altijd zoeken naar hun moeder?
Een rijpe vrouw, jonger dan mij, lacht naar mij. Ik vraag niet waarom. Ik lach, niet uitnodigend terug. Een kind nog, spuwt in een fontein alsof ze een spoor wil achterlaten in het dansende water. Het is geen propere graffiti maar wellicht moet ze iets kwijt?
Op de kasseien van het Ninoofseplein de bladeren van de prille herfst.
Straks is het te vroeg donker.