Wandelend krijg je de meeste warmte van ons hoofdstedelijk lappendeken. Voet voor voet, bakkes naar boven, soms met oortjes, soms niet. Ook oren moeten proeven. Het verveelt nooit om een tweede keer een plek aan te doen, soms jaren later. ‘Ik ken deze hoek, die bizarre gevel, de Magritte-esque verbouwing of de spectaculaire zwerfvuilberg’. Altijd trots om zich te herkennen en de stad per vierkante centimeter eigen te maken.
Als net ingeweken West-Vlaming trok ik er dagelijks op uit om overal pinnetjes op mijn mentale landkaart te zetten. Uren aan een stuk, zonder doel maar wel met een missie. ‘Hier naar links kwam ik nog niet, en dat daar ziet er interessant uit’. Net zolang tot de benen wak worden, het tijdsbesef je inhaalt en de weg naar huis onvindbaar is. Expedities die uithoeken onthulden die ik in acht jaar maar één keer zag. Hoekjes die wachten om simultaan ontdekt en herontdekt te worden, als een boek waarvan je halverwege beseft dat je het al las.
Los van politieke absurditeit hebben alle negentien gemeenten een eigen smoel en gevoel. Na verloop van tijd weet je dat het Bloemenhofplein niet in de Bloemenwijk ligt en het Rad niet op het Poelaertplein staat. Ook staan er geen koeien (meer) in de Veeweide, noch wijnranken op Wijnheuvelen. Wel ligt net voorbij Neerpede ongebreideld platteland met negentiende-eeuwse windmolenwieken om ontdekking te smeken. Ook ligt blijkbaar Engeland in Brussel, net als Lombardije, Lancaster, Rochefort en zelfs Zweden. En wist je trouwens dat de Louizalaan helemaal postcode 1000 is?
Ondertussen heb ik een volgepind Riskbord rondom mijn Schaarbeekse uitvalsbasis en worden onontgonnen taartstukjes moeilijker te vinden. Gelukkig smaken ze bij vondst, des te meer. Google Maps is de vijand want ik wil de stad eigen maken en ze in de vingers hebben. Tegelijk is de stad die je uit je duim kent, een dorp. Honger naar ontdekking woont op zijn Brussels samen in een coloc met genot van herkenning.
Zo vul ik exploratieve cartografie aan met dosissen routine. Zonder denken dezelfde handeling verrichten ruimt keuzes en maakt plaats voor vrijheid. Als kind (hier is dat ket) genoot ik ervan om met pepe op woensdagnamiddagen één van vijf platgetreden fietspaden in Kortrijk aan te doen. Als pseudovolwassene schenk ik nu routineuze wandelingen in Brussel aan mezelf.
Klauteren uit de put van Sint-Joost, via Madou naar Parc. Sint-Goedele gedag zeggen, de drukte in wacht zetten en verrassend rechts afslaan: de Pachecolaan, waar een Ceaușescu-parade niet zou misstaan. Trap af naar de Zandstraat om te baden in vergane glorie en eindeloos potentieel van dit vergeten stadsdeel, voor 90% eigendom van BNP Paribas. Binnensluipen in de achterkamertjes van het toeristisch centrum en zwaaien naar de Vlaamse minister-president op het Martelaarsplein. Met jezelf een spelletje spelen om de Nieuwstraat te benaderen zonder ze effectief te betreden en misantropie te tanken. Uiteindelijk zo laat mogelijk de toeristenhordes in de ogen kijken op het Brouckèreplein. Maar tegen dan zijn de batterijen voldoende opgeladen om zich door Disneyland te wurmen naar het Centraal Station.
Had jij hier ter hoogte van de bushaltes al het kunstwerk opgemerkt op de gevel? Het herdenkt de brutale sloop van de wijk Putterij voor de Noord-Zuidverbinding. Verborgen in het volle zicht.
Ik wil deze stad eeuwig binnenstebuitenkeren en op elke straat ingrediënten rapen voor pagina’s vol schoonheid en schande. Gedachten over een volle landkaart maken mij bang. Ik hou van mijn Brussel maar ze mag zich nooit volledig blootgeven. Onze relatie moet passioneel blijven zoals je na jaren nog even versteld staat van het enigma dat je lief is, en berust in het besef dat je niets van hem of haar begrijpt. Zonder heimwee zeg ik op zijn West-Vlaams: ‘smout je kieten’ en maak de stad van jou. En doe het te voet, want vanuit de file zie je niets.