Categorieën
Brussel Persoonlijk

Verniet

In de weggeefgroep “Brussel Verniet” gaf iemand uit mijn buurt mooie boeken weg. De dagboeken van Anaïs Nin en “Het leven een gebruiksaanwijzing” wilde ik wel.

Alleen het laatste was nog beschikbaar, ik mocht het de volgende avond komen halen. Of ik deze dikke, ingewikkelde roman ooit zal lezen weet ik niet, in het verleden heb ik het eens tevergeefs geprobeerd. Maar de kans dat ik hem toch lees, is iets groter, als ik hem in mijn bezit heb. Bovendien wilde ik dit boek alleen al voor de titel in mijn kast hebben staan.

Het adres waar ik het moest ophalen, een square, zei me niets. Het moest nochtans in mijn buurt zijn, want het was bij mijn halte, Wijnheuvelen.

De volgende avond ging ik eerst zwemmen en dan het boek ophalen. Bij het zwembad zocht ik het adres op. Google Maps stuurde me in de richting van mijn appartement. Onderweg vond ik op een vensterbank het vuilnisbakje dat nog ontbrak in mijn badkamer. Ik bedacht hoe groot het plezier is van een uit vernietvondsten gecomponeerd interieur.

Intussen had ik door dat ik het boek bij een overbuur moest halen. Tot mijn verrassing in het gebouw exact tegenover mij, waarin ik dagelijks de weerspiegeling van de ondergaande zon zie.

In een stad kun je jaren tegenover een zielsverwant wonen zonder het te weten. Iemand met dezelfde smaak. Maar ook aan de overkant was het boek ongelezen gebleven, vandaar dat het werd weggegeven.

Ook wegens een nakende verhuizing. Er was het verlangen naar een tuin, maar nog geen nieuwe woonst. Huren was de afgelopen jaren zo duur geworden. Er waren steeds zoveel gegadigden. Cohousen was de enige optie en dan liefst met een koppel, zodat geen drie maar slechts twee slaapkamers nodig waren. Het leek me geen vanzelfsprekende woonsituatie en ik wenste mijn buur alle geluk toe.

Al een jaar konden we naar elkaar zwaaien, maar dat hadden we uiteraard niet gedaan. Alleen vanavond kruisten onze wegen even, toen de gebruiksaanwijzing van het leven verhuisde naar de overkant. Na de zomer zouden we geen buren meer zijn.

Toen ik thuiskwam, dacht ik dat ik het boek toch zou proberen te lezen. Misschien kon ik er ook kriskras in lezen, want daar leende het zich toe.

Het gaat over een appartementsgebouw van tien verdiepingen – kelders inbegrepen – waarvan we een dwarsdoorsnede zien, als bij een poppenhuis. Kamers, gangen, bewoners, objecten en herinneringen worden beschreven alsof je door de muren heen kan kijken. Mensen en voorwerpen uit heden en verleden komen tot leven.

Tot voor kort zag ik het appartementsgebouw aan mijn overkant als de kathedraal van Rouen geschilderd door Monet: hij maakte er meer dan dertig versies van op verschillende momenten van de dag, op andere tijdstippen en bij verschillende weersomstandigheden. In het voorbije jaar zag ik het gebouw al vele kleuren aannemen, een schilderspalet met als hoofdtonen beige, grijs, geel, oranje en roze.

Het gebouw aan mijn overkant heeft, als ik goed heb geteld, ook tien verdiepingen. Nu ik er heb aangebeld, alle namen op de bellen heb zien staan en er, zo lijkt het, niet toevallig dit boek heb gehaald, kijk ik er met een nieuwe blik naar, die tot achter de façade reikt, bij de levens die zich daar afspelen.

In de inventaris van onroerend erfgoed zag ik dat er een mooi bewaarde lift uit 1935 in zit.

Deze bijdrage van Tanja Wentzel verscheen eerder op haar persoonlijke blog De rode valies. Verhalen uit Brussel.

Share