Brussel is van niemand en van iedereen. De Babylonische spraakverwarring en de chaotische stedenbouw kunnen je het gevoel geven dat je overal en nergens tegelijk bent. Welke dichter, romanschrijver en essayist beschreef in de jaren 90 zijn indrukken van Brussel in vergelijking met Amsterdam?
De ‘lichtheid van het bestaan’ in Brussel treft je pas wanneer je bereid bent je over te geven aan de slordige randgebieden van taal en samenleving waarin inmiddels miljoenen mensen overal ter wereld leven: zich uitdrukkend in talen die niet de hunne zijn, zich reddend met een handjevol uitdrukkingen die ze op straat hebben geleerd: kreupel Engels, verbasterd Frans, het uitstervend Brussels dialect met zijn onlosmakelijke verknoping van Frans en plat Brussels, een schabouwelijk geradbraakt soort ‘verkavelings-Vlaams’ zoals Geert Van Istendael het noemde – dat alles in een stad met een grondplan dat van een niet onschuldig kolonialistisch verleden getuigt, een stad zonder rechten met een hoogst protserig gerechtsgebouw, een stad met onwaarschijnlijk hoge huren en gigantische leegstand, grootspraak en aberraties, eindeloze communautaire geschillen, geen officiële taal, geen duidelijke vertegenwoordiging, een tot monsterlijke proporties gezwollen bureaucratie die volkomen losstaat van het verkommerde demografische weefsel, kortom een chaos waardoor niemand het gevoel kan hebben dat het over zijn stad gaat – precies dat alles waardoor ik van Brussel houd, en waardoor ik in de ogen van mijn Amsterdamse kennissen wel altijd een rare Belg zal blijven, en in de ogen van nationalistische Vlamingen een landverrader.
Het citaat komt uit het boek Steden. Verhalen onderweg van Stefan Hertmans (Gent, 1951). Zijn omvangrijke literaire en essayistische oeuvre getuigt van een grote cultuur-historische belangstelling en kennis. In 2010 verscheen zijn jongste dichtbundel De val van vrije dagen.