Categorieën
Brussel meertalig

The joy of language – een broodjeszaak met een groot assortiment kazen en talen

Brussel, zo hoor en lees je vaak, is een stad waar vele verschillen samenkomen, en daarmee ook vele talen. Die soep maakt van de Brusselaar echter niet vanzelf een vlotte polyglot. Meertaligheid vergt kookkunst. Want mensen en dingen kunnen ook naast elkaar bestaan, zonder veel verwevenheid. Bij Tonton Garby wordt er volop geweven.

Laatste deel in de reeks De Meertalige Metropool.

(c) Thomas Sennesael

‘Tonton Garby’s Cheese Store’ ligt in het historisch centrum van Brussel, voor veel pendelaars op de weg naar het Centraal Station. Je kan er terecht voor een broodje, met een ruime keuze aan kazen, de specialiteit van het huis. Je vertoeft zolang in de zaak als je wil, ook als het broodje op is. ‘Neem de tijd, no stress’, is de mantra die de uitbater regelmatig herhaalt. Zijn niet aflatend enthousiasme en zijn telkens opnieuw expliciet verwoorde gastvrijheid grenzen voor sommigen aan het paranormale. In elk geval brengt hij  een glimlach op vele gezichten, en de gesprekken komen vlot op gang. Het gastenboek staat vol warme boodschappen, door klanten achtergelaten, in alle mogelijke talen. Ja, hier verloopt de communicatie verrassend meertalig.


Wat is er interessant aan om verschillende talen te spreken of te gebruiken?

Tonton Garby: “Ten eerste kan ik, door verschillende talen te spreken, verschillende deuren openen. Ten tweede, wat betreft mijn winkel: telkens als ik de taal van een klant goed, of zelfs wat minder goed,  gebruik, wordt die klant automatisch gelukkig. Ik geef u een voorbeeld. Op een dag komt een moeder met haar zoon binnen, Hongaren. Ik ken een twintigtal woorden en zinnen in het Hongaars. En als bij toeval zegt die dame tegen haar zoon: “Ez nemyo, ez bidos”.  “Dat is niet goed, het is bucht.” En ik antwoord in het Hongaars: “Nem tudod mondani azt.”: “Dat mag je niet zeggen.”  “Ez jó, ez fino”: “Het is heel lekker, u moet ervan proeven.” Ik bemerk haar chock, en voeg eraan toe: “Vigyáz”: “Opgelet”, “Nem beszélek magyarul” : “Ik spreek geen Hongaars”, waarna ze niet meer weet op welk been te staan. Wanneer je die simpele zinnen die je kent bovenhaalt, dan ontdooien de mensen, zelfs als er aanvankelijk wat schroom was door de barrière van de taal.

Ik verkoop kaas, en je moet daarover spreken, je moet dat uitleggen. Ik ken niet genoeg Pools, Hongaars of Russisch, maar wat ik ken, laat me toch al toe om het contact met de klant te vergemakkelijken. Ik kan hem duidelijk maken dat hij hier thuis is. Als ik geen enkel woord van zijn taal ken, dan is er een barrière: hij staat recht voor mij, maar begrijpt niets van wat ik wil zeggen.

Neem nu, je komt een restaurant binnen in Moskou, en je hoort: ” вы хотите являться на вкус? это свободно”: “Wilt u proeven? Het is gratis”, en je begrijpt wat dat wil zeggen. Wel, dan voel je je goed. Je neemt een taxi en zegt: “Da svidanya spasiba”, of  ‘Dankjewel’, of  ‘Tot ziens’. Da’s niet veel, maar de taxichauffeur zal beseffen dat je moeite hebt gedaan. Het zijn dus kleine dingen, maar voor mij is dat belangrijk.”

Hoe leert u dat allemaal?

“Daar is niks speciaals aan. Op een dag kwamen er Noren binnen. Hun taal is voor mij echt onverstaanbaar, ik vind geen enkel aanknopingspunt bij de talen die ik ken. Dus vroeg ik hen eenvoudige dingen in het Noors, zoals “Hoe gaat het met u?”: “Ha det bra”. Ik heb dat genoteerd, ik heb het tweemaal gelezen, en ik onthoud het, daar is niks moeilijks aan. Er zijn woorden, vind ik, die iedereen moet kennen. Als je ‘ei’, ‘brood’ en ‘water’ kan zeggen in vijftien talen, dan zal je te eten en te drinken hebben. ‘Eieren’ in het Pools, dat is ‘Jajka’. ‘Yumurta’ in het Turks, ‘Tojás’ in het Hongaars… ”

Veel Brusselaars hebben nochtans een mentale weerstand om talen te leren.

“’t Is een kwestie van willen. Dat is alles. Ikzelf moet het opschrijven. Wanneer ik het genoteerd heb, heb ik het geassimileerd.”

 

De belangrijkste talen in Brussel volgens Garby zijn Engels, Frans en Nederlands, en voor zijn zaak komt daar ook het Spaans bij.

“Het valt op, bijvoorbeeld, dat sommige Amerikanen wiens over-overgrootouders latino-roots hebben toch soms nog Spaans kennen – ze heten dan John Martinez of zo – en wanneer je Spaans met hen spreekt, zijn ze blij.

Ik heb spijt van één ding, dat ik geen Russisch spreek, want er zijn steeds meer Russen die reizen en de Russen eten graag kaas. Maar Engels is echt de voertaal geworden. Het maakt dat iedereen een gemeenschappelijke taal kan spreken.”

Het feit dat de zaak in het toeristisch hart van de stad ligt, heeft dat een grote invloed op het taalgebruik?

“Het klopt dat de centrale ligging belangrijk is. Natuurlijk is er een invloed. Een Spanjaard die in Schaarbeek komt, zal daar geen Spaans spreken, denk ik. Hij zal het in het Engels proberen. Maar ik heb nog wat beters: veel Nederlanders die hier binnenkomen spreken Engels, omdat ze ervan uitgaan dat niemand hier Nederlands kent.”

Welk soort klanten trekt u aan?

“We hebben een zeer gemengd cliënteel. Zowel studenten – er zijn drie hogescholen vlakbij – als toeristen, lokale bewoners en mensen die in Brussel komen werken. Die laatste is een grote groep, die de winkel ontdekt heeft omdat hij op hun weg ligt. Bovendien weten ze dat ik moeite doe om hen in hun taal aan te spreken. Weet je wat het is? Als je mensen de hand reikt, en ze beseffen dat je van goede wil bent, dan zullen ze die hand ook aannemen, althans de positievelingen.  Als je daarentegen een muur zet tussen jezelf en de andere persoon, hoe wil je dan dat hij bij je binnenkomt? Dat gaat niet. “Das geht nicht”, zoals de Duitsers zeggen. Een beetje moeite doen, dat kost niets. Waarom moeten we allemaal Engels leren? Wel, omdat het de taal is die het beste werkt op dit moment.”

Is dat de taal die u het meest gebruikt met uw klanten?

“Ja. En dan heb ik het wel over de toeristen. Met de Belgen is het Frans/Nederlands.

 

Opgroeien in een stad die talen vermengt

 

Wat in Brussel ook gebeurt, is dat verschillende talen soms in één zin samenkomen. Gebeurt dat hier?

“Dat doet me denken aan mijn kinderen. Ze gaan naar school in Dilbeek. “Dilbeek, gemeente waar Vlamingen zich thuis voelen”, het staat er heel groot op. Bij de ingang van hun school staat er: ‘Vanaf hier, in het belang van uw kind, spreekt men Nederlands. U toch ook?’ In ’t heel groot, onmogelijk om het te missen. Mijn kinderen hebben de neiging om dingen te zeggen als “T’as vu, papa, c’est geel.” En dan zeg ik: “Non, c’est jaune.” Ofwel spreek je Nederlands, ofwel Frans. Mijn kind van vier gebruikt woorden in het Nederlands omdat hij het Frans niet kent. Hij is acht uur per dag op school, en dan komen de woorden gemakkelijker in het Nederlands. Mais tout ça c’est de l’importance des tiroirs, want op zijn leeftijd zijn de verschillende laden zich aan het vormen. Een lade voor het Nederlands, één voor het Frans, één voor het Engels, enzovoort. Dat gaat stelselmatig, je moet dat tijd geven.

Eén ding moet je weten: Brussel is een pluri-ethnische stad, met mensen van alle horizonten. Wij bijvoorbeeld zijn van de vierde generatie. Het gebeurt dat kinderen bijvoorbeeld Frans met Turks gaan vermengen. Of Arabisch met Frans. Ze zeggen bijvoorbeeld: “Maman a dit vasahar.” Je gaat dat niet begrijpen. Sommige jongeren die hier bijvoorbeeld al tien generaties zijn, om zo te zeggen ‘van Belgische oorsprong’, hoor ik zeggen: “T’as vu la hajla?”: “Heb je dat meisje gezien?” Als je 17-18 jaar oud bent, begrijp je dat. Alle jongeren praten nu zo. Ik hoor ze bezig in de tram. De jonge Vlaming, de jonge Waal, … Laatst hoorde ik een blonde jongen met blauwe ogen zeggen tegen een andere blonde jongen met blauwe ogen: “Arrête de me bahar.” Dat is geniaal! Het wil zeggen: “Stop ermee me te verwarren.” Of gisteren nog, een man toonde me een sms die hij net had ontvangen, waarin stond: “T’es chelou”. Dat is verlan in Frankrijk (een populaire spraakkunst die vooral onder de jeugd wordt gebruikt, nvdr), het wil zeggen “Tu es louche.”

 

Naar een pluriculturele samenleving

Je moet goed begrijpen dat de taal zich verrijkt door leentjebuur te spelen. Vroeg of laat komen zo’n woorden in het woordenboek terecht. Wat er ook gebeurt, we gaan naar een pluriculturele samenleving. Je kan zo rechts zijn als maar kan. Herinner je je Nols? Hij heeft een dochter die een relatie heeft met een Marokkaan. Wat kan hij doen? We gaan naar een samenleving waar de mix normaal is. Zelfs al ben je daar tegen. Als je in één kamp blijft, kan je niet evolueren. De vermenging is de enige mogelijke weg voor de mens om te groeien. Talen zijn geniaal, echt geniaal.”

“Het Nederlands, te moeilijk?”, besluit Tonton. “Ik garandeer je dat als mensen voor de noodzaak staan om een taal te leren, dat ze erin zullen slagen. Het is kiezen tussen kunnen of buiten! In elke negatieve situatie zit altijd iets positiefs. Als je dat begrijpt, dan garandeer ik je dat heel het leven mooi is. Als je alleen het negatieve ziet, kan je niet evolueren. Dan kan je enkel somber blijven.”

Share