We zijn wat laat vertrokken. De rommelmarkt loopt al op zijn einde. We vinden het niet erg, we komen voor de sfeer. Bovendien kan je net nu soms koopjes doen. Het eerste wat we zien is een zeilboot. ‘Zoals Kuifje in “Het geheim van de Eenhoorn”’, zegt mijn man.
Hij heeft onlangs de film nog eens bekeken met onze jongste dochter. Aan het begin van de strip koopt Kuifje op het Vossenplein een maquette van een Portugese zeilboot, als cadeau voor Kapitein Haddock. De strip verscheen oorspronkelijk in afleveringen in de kinderbijlage van Le Soir, van 11 juni 1942 tot en met 14 januari 1943, in volle oorlogstijd. Vijfenzeventig jaar later kan je naar deze markt komen en er nog steeds zo’n boot op de kop tikken. Het is spijtig dat de kranten geen kinderbijlagen meer hebben. Andere dingen zijn gelukkig niet veranderd.
Het is erg druk vandaag. Toch veel mensen die op 1 november niet naar het kerkhof gaan. Bij een doos vol oude familiealbums blijf ik staan. Ik doorblader ze, ze dateren van de jaren 1970, de bijschriften zijn in het Duits. De foto’s zijn kiekjes, vaak onscherp, van te ver genomen en slecht gekadreerd. Altijd weer vraag ik me af hoe die albums hier terecht zijn gekomen, of er niemand meer is die nog om de mensen op de foto’s geeft. Je kan dit plein ook als een kerkhof zien. Al blijft er hoop op een tweede leven.
Ik koop een gehaakt oranje jaren 1970 bedsprei. Er moeten ooit vele uren werk in zijn gekropen. Het zal mijn jongste dochter ’s nachts warm houden. Even later valt mijn oog op een doos met pakjes in eenzelfde oranje. Ze bevatten cichorei van Pacha. De Pacha-fabriek werd in 1999 afgebroken. Ze bevond zich in Halle, vlak achter mijn middelbare school. Ik herinner me de geur weer levendig. Vooral als het mistig was kon ze sterk blijven hangen. Het was een bittere, indringende, verbrande geur die lang niet zo lekker was als de geur van de Cote d’Or-fabriek, die we roken wanneer we met de auto Brussel langs het Zuidstation binnenreden. ‘De Pacha stinkt weer’, zeiden we dan. Toch voelt de herinnering eraan warm. De pakjes liggen zo mooi oranje te glanzen in de zon. Er staat geen vervaldatum op.
Daar ligt een leuk groen stoffen valiesje met bloemenprint. Ik neem het vast, toon het mijn man. ‘Voor onze dochter?’ ‘C’est vendu!’ roept de verkoper. ‘Ik heb het gekocht’, zegt iemand. Het is een van de beste vriendinnen van een van mijn beste vriendinnen, een vrolijk makende verschijning. Het valiesje is haar gegund. Wij hebben thuis al een rood valiesje.
Een lichtblauwe cache-pot, twee piepkleine bordjes die handig zijn om theezakjes op te zetten en een oude versie van het letterspel crossword tik ik nog op de kop. Dan keer ik terug naar de boot van Kuifje. Ik maak er een foto van. De verkoper, een vriendelijke, wat oudere man, zegt dat hij er dertig euro voor vraagt. Voor mij wil hij er wel twintig van maken. Bij Kuifje vraagt de verkoper vijftig frank, maar Kuifje dingt af naar veertig. ‘Omdat u het bent’, zegt de verkoper in de strip. Ik vertel de man over Kuifje en zeg dat ik al blij ben met een foto van de boot. Hij antwoordt dat het een Spaanse boot is en dat de zeilen van haaienvel zijn gemaakt.
Dan vraagt hij: ‘Où est votre mari?’. Ik antwoord dat mijn man hier ergens rondwandelt. We raken elkaar hier makkelijk kwijt, omdat we bij andere dingen blijven stilstaan. ‘Je voudrais vous inviter pour aller danser’, zegt hij. ‘Pas comme on danse maintenaint, mais comme dans le temps.’ We lachen. Dan zie ik mijn man. ‘Mon mari est là’, zeg ik en loop naar hem toe. Van op afstand kijken we samen nog eens naar de boot. De verkoper geeft mijn man een knipoog.
Deze bijdrage verscheen eerder op de blog De rode valies. Verhalen uit Brussel.