Onze afwasmachine en onze wasmachine zijn stuk. Twee dagen voor Kerstmis hebben beide toestellen het gelijktijdig begeven. Wel toeval, twee toestellen die stuk gaan op dezelfde dag. Ze zijn van hetzelfde merk. Zouden ze in de fabriek geprogrammeerd zijn om op dezelfde dag de geest te geven? Of zou het ergens anders aan liggen? Misschien is er weer een overdruk geweest door de werken voor onze deur. Eerder ging ook onze waterdrukregelaar kapot. Je moet wat over hebben voor een nieuwe tram. Ik stuur een mailtje naar de ombudsman, met de vraag of er aan het water gewerkt werd en of het defect van de machines hier een gevolg van kan zijn.
In afwachting van zijn antwoord wassen we weer met de hand af. Dat vind ik niet zo erg. Er moeten altijd kleine dingen misgaan opdat we zouden beseffen hoe goed we het doorgaans hebben. Ik heb heel mijn jeugd met de hand afgewassen en afgedroogd, samen met mijn broer. Mijn broer zette dan goeie muziek op, we lachten en praatten. In het algemeen bewaar ik daar vrij goede herinneringen aan. Het warme water aan mijn handen vind ik ook rustgevend.
Op de tweede dag van het nieuwe jaar begeef ik me met twee waszakken naar de wasserette. Gelukkig is er een in onze straat. Het is er rustig. Ik tref er de vrouw van de kruidenier die jarenlang in onze straat was gevestigd. Het was een prachtig winkeltje, een hoekpand met een jaren 50-60-interieur. In de retro-rekken in leuke kleurtjes lagen alle appels altijd netjes op een rij, met de steeltjes in dezelfde richting. ‘Niet aankomen!’ stond er dreigend bij. De eigenaar was een licht neurotische perfectionist, zijn winkel moest er altijd pico bello uitzien. Hij verkocht een mooie selectie van lekkere wijnen en charcuterie, artisanale confituur en speculaas en verse eieren, die in een grote rieten mand lagen. Ik kwam er altijd graag, hoewel de kruidenier en zijn vrouw niet meteen joie de vivre uitstraalden. Maar ze werkten hard en met veel toewijding in hun zaak.
Hoewel zij zelf erg stug waren, luchtten de buurtbewoners graag hun hart bij hen. Luisteren konden ze goed. Vaak stond je er wat lang te wachten omdat de klant voor je ‘zijn parler’ moest doen. Oude mensen wier enige ‘sortie’ de dagelijkse boodschappen bij de kruidenier om de hoek waren. De kruidenier en zijn vrouw waren van alles op de hoogte. Van de vakanties, de ziektes en de sterfgevallen.
Op een dag zag ik dat het pand te koop stond. Ik vroeg of ze ermee zouden stoppen. ‘Nee hoor, het is de woning hierboven die te koop staat,’ zeiden ze. Pas later begreep ik dat ze geen afscheid hadden willen nemen. Toen ik de nieuwe eigenaars stukken van het vernielde retro-interieur naar buiten zag dragen.
De vrouw van de kruidenier heeft haar wasmachine al gelanceerd. Ik zie haar kleren met veel schuim draaien achter het ronde raampje. ‘Is uw wasmachine ook stuk?’ vraag ik. Haar wasmachine is stuk gegaan op dezelfde dag als de onze. Wat een toeval. Ik besluit dat ik verder buurtonderzoek moet doen.
‘Hoe gaat het? Kunt u eraan wennen, aan uw pensioen?’ vraag ik. Ze ziet er meer ontspannen uit dan vroeger. In het begin is het wel moeilijk geweest, zegt ze. Maar nu geniet ze er wel van. ‘Ik vind het zo erg dat jullie winkeltje er niet meer is. Zo spijtig van het mooie interieur,’ zeg ik. ‘Hoe gaat het met uw dochters? Hoe oud zijn ze nu?’ vraagt ze. Ik heb een lastig onderwerp aangesneden. Als vroeger een appel met de steel in de verkeerde richting onverdraaglijk was, hoeveel pijn moet het dan doen om je hele winkelinterieur vernield te zien worden?
‘Ze zijn nu elf en zestien,’ zeg ik en vertel een beetje over hen. ‘Jullie hebben een mooi huis,’ zegt ze. Ze verbaast zich erover dat we er al elf jaar wonen. ‘Zo lang al? Ik heb die mevrouw nog gekend die er voordien woonde. Dat was zo’n lieve mevrouw. Erg oud al.’ Dat heeft ze me al eens eerder verteld. Ik vind het mooi. Ik geloof dat iets van de vorige bewoner in een huis blijft hangen. ‘Ik had haar graag gekend,’ zeg ik. ‘Of eens een foto van haar gezien.’
Ik lanceer mijn was. De vrouw van de kruidenier helpt mij, want de instructies zijn niet erg duidelijk. ‘Iemand heeft het mij ook moeten uitleggen,’ zegt zij.
Wanneer ook mijn kleren achter de patrijspoort draaien, vertrek ik voor even naar huis. Ik neem afscheid van de vrouw van de kruidenier. ‘Het is wel prettig, een kapotte wasmachine. Zo praat je nog eens met je buren. Tot ziens.’
De volgende dag zegt mijn man: ‘Ik heb met de wasmachinefirma gebeld. Er moeten twee reparateurs komen: één voor de afwasmachine, één voor de wasmachine. Elk zijn specialisatie. Ze komen op dezelfde middag. Niet met dezelfde wagen. Maar we moeten toch maar één keer verplaatsingskosten betalen. Het duurt wel nog lang: ze kunnen pas over een week komen.’
‘Zo snel al?’ zeg ik.
Deze bijdrage verscheen eerder op de blog De rode valies. Verhalen uit Brussel.