Categorieën
Pellicule & papier

Lezen is als zwemmen in een zee vol wrakstukken

Met een bibliotheekkaart van één Brusselse bibliotheek, mag je in alle Brusselse bibliotheken materialen ontlenen. Al jaren maak ik daar dankbaar gebruik van. Geregeld kom ik in de bibliotheken van Jette, Koekelberg, Brussel Centrum, Molenbeek, Ganshoren, Neder-Over-Heembeek en Anderlecht. Elke bibliotheek legt haar eigen klemtonen. De ene bibliotheek heeft een bijzonder cinefiele dvd-collectie, de andere is dan weer gespecialiseerd in kookboeken.

Toen de bibliotheek van Anderlecht een tijd geleden de deuren sloot voor renovatiewerken, mochten de leden onbeperkt materiaal voor onbepaalde duur ontlenen. Met mijn caddy ging ik een voorraad inslaan.

Momenteel heb ik 60 materialen van 4 verschillende Brusselse bibliotheken in huis. Kookboeken, handboeken Nederlands voor mijn lessen, zelfhulpboeken over zelfzorg en relaties, romans en kinderboeken. Je zou denken dat ik de quarantaine had zien aankomen, maar dat was niet zo. Ik laat me graag omringen door veel boeken, zonder ze (helemaal) te moeten lezen.  Soms doorblader ik ze gewoons eens, of lees de achterflap. Ik wil graag veel boeken om me heen om te kunnen kiezen – en soms is het lang zoeken wat het juiste boek voor me is.

Het duurde lang eer ik de geschikte lectuur voor deze periode vond. Doorgaans lees ik graag persoonlijke verhalen. Ik begon in ‘Herinneringen aan de toekomst’ van Siri Hustvedt. Maar iets in de toon stond me tegen. Reeds bij bladzijde 7, toen de schrijfster op een Corona-schrijfmachine begon te typen, legde ik het neer. Vervolgens begon ik in ‘Zeldzame aarden’ van Sandro Veronesi, een boek dat ik als Veronesi-fan van mijn man had gekregen, maar dat al lang ongelezen in mijn kast stond. Het was een spannend, meeslepend verhaal, ik zat al snel aan bladzijde 100. Tot het hoofdpersonage, een brave huisvader, zo diep in de problemen was geraakt dat ik de lectuur ervan niet meer zo ontspannend vond.

Mijn oog viel op een verhalenbundel van Tsjechov (1860-1904) die ik een tijdje geleden in de Oxfam-kringwinkel had gekocht. Tsjechov wordt vaak gezien als de grootmeester van het kortverhaal. Hij was een dokter, die een meesterlijk inzicht had in de menselijke psyche en in de wereld die hem omringde. In zijn verhalen zitten veel lagen, je kan eruit halen wat vandaag van toepassing is, je kan erin vinden wat jij nodig hebt. Tsjechov was zijn tijd vooruit. Zo klaagde hij in theaterteksten als ‘Oom Wanja’ en ‘De kersentuin’ al het menselijk gebrek aan respect voor de natuur aan.

Graag laat ik mijn lectuur door het toeval bepalen. Boeken komen naar mij toe. Was dat nu ook zo? Had Tsjechov me aangesproken? Wat had hij me te vertellen?

Het eerste verhaal, ‘De weddenschap’, ging over een jonge jurist die, tijdens een discussie over de doodstraf op een avondlijk feest, een geheel onzinnige weddenschap sluit met een bankier. Terwijl de bankier de doodstraf verkiest boven een levenslange gevangenisstraf, zegt de jurist dat ieder leven beter is dan geen leven. Om dit te bewijzen zal hij zich vijftien jaar laten opsluiten in het tuinhuis van de bankier. Als hij het volhoudt, zal de bankier hem twee miljoen roebel betalen.

‘Men kwam overeen dat hem gedurende vijftien jaar het recht ontzegd zou zijn de drempel van het huisje te overschrijden, levende mensen te zien, mensenstemmen te horen en brieven en kranten te ontvangen. Hij mocht een muziekinstrument hebben, boeken lezen, brieven schrijven, wijn drinken en roken. Tot de voorwaarden behoorde dat hij met de buitenwereld geen ander contact kon hebben dan zwijgend, door een speciaal daarvoor aangebracht raampje.’

Ik las het met enige verbazing. Een man die vrijwillig vijftien jaar in quarantaine gaat. Tsjechov heeft voor die lange tijd maar zeven bladzijden nodig.

‘Het eerste jaar van zijn opsluiting had de jurist het, voor zover men uit zijn korte briefjes kon opmaken, erg moeilijk met de eenzaamheid en de verveling. Uit zijn huisje klonk dag en nacht pianomuziek. Hij zag af van wijn en tabak. Wijn, zo schreef hij, wekt verlangens op, en verlangens zijn de ergste vijanden van een gevangene; bovendien is niets vervelender dan goede wijn drinken zonder iemand te zien. En tabak bedierf de lucht in zijn kamer.’

Vijf jaar later drinkt de gevangene wel wijn: ‘Diegenen die via het raampje toezicht op hem hielden, zeiden dat hij het hele jaar alleen maar at, dronk en op zijn bed lag, veel geeuwde en boos in zichzelf praatte. Boeken las hij niet. (…) Herhaaldelijk hoorden ze hem huilen.’

In de jaren die volgen maakt de gevangene uitgebreid gebruik van zijn recht om onbeperkt boeken te bestellen. Hij begint te studeren en leert zes talen.

‘Gedurende de laatste twee jaar van zijn opsluiting las de gevangene buitengewoon veel, zonder enig systeem. Nu eens boog hij zich over natuurwetenschappen, dan weer liet hij Byron of Shakespeare komen. Er kwamen briefjes van hem waarin hij tegelijk om scheikunde, een medisch leerboek, een roman en een of ander filosofisch traktaat vroeg. Met zijn lezen was het net alsof hij rondzwom in een zee te midden van de wrakstukken van een schip en, om zijn leven te redden, zich gretig nu eens aan het ene, dan weer aan het andere wrakstuk vastklampte!’

Het lezen zonder systeem was bijzonder herkenbaar voor mij. De zoektocht van het personage naar een manier om zijn opgesloten zijn draaglijk te maken, leek over vandaag te gaan. Het boek had mij niet toevallig gekozen.

Hoe het afloopt met de gevangene en of hij de weddenschap wint, laat ik in het ongewisse. Je kan het lezen in deze mooie bundel. Een wrakstuk in een moeilijke tijd.

Tsjechov. Verzamelde werken 4. Uitgeverij Van Oorschot, 2008. Vertaling: T. Eekman, A. Prins, A. Stoffel.

Deze bijdrage verscheen eerder op de blog De rode valies. Verhalen uit Brussel.

Share