Categorieën
Kunst

Bloed, zweet en tranen

Ik kijk stilleven 8 recht in de ogen en kom die van mij tegen in het raam van de hoedenwinkel en ik voel: vandaag ben ik het kwijt.

Hoeden (c) Thomas Dielman

De auto’s achter me rijden mijn reflectie doormidden.

Do is albastwit, re is eierschaalwit, mi is vergeet-mij-nietjesblauw, fa is parelwit, sol is crèmewit, la is hertenbruin, si is strobruin, do is lapis lazuliblauw, re is korenbloemblauw, mi is flamingo-roze en fa is eekhoorngrijs.

Vacuümgetrokken geluk.

Spikey piept en we lopen verder naar de Sint-Hubertusgalerijen. We zetten ons op de trappen en strikken onze schaatsen aan. In een vloeiende beweging schaatsen we van de Koningsgalerij naar de Koninginnengalerij. Met de handen en voorpoten voorbeeldig op de rug glijden we langs een heuvellandschap van pralines.

Via de Grasmarkt stappen we naar het Spaans Plein waar ik de wandeling wilde beginnen.

Op de ronde vandaag staan er niet minder dan 6 standbeelden. De eerste is de fietser: een witte tekenfilm-kat met een zwart wielerbroekje en een roze topje. Zelfverzekerd, groot als een mens, voorpoten op het stuur, de rechterachterpoot op de trapper, de expressie van een uitroepteken. Het tweede is het mooie beeld van Karel Buls, burgemeester van Brussel ten tijde van Leopold II, die als een 19de eeuwse Salvador Dali van zijn sokkel is gestapt en plaats heeft genomen op de rand van de fontein. Hij lijkt voor te dragen uit een boek en een bronzen Spikey probeert een plaatsje te veroveren op zijn schoot. Het derde is dat van een gigantische smurf die op een paddenstoel zit. Het hele beeld is wit alsof iemand van de gemeente er spijt van heeft gekregen en het op een nacht te lijf is gegaan met honderden flesje Tipp-Ex in de hoop dat het zou verdwijnen. Het vierde is het beeld van de Hongaarse componist Béla Bartók die, zoals de Balzac van Rodin, stevig ingepakt is in zijn regenjas. Het vijfde beeld is een duo: Don Quichotte op een paard en zijn vriend Sancho Panza op een ezel, beide hopend dit plein ooit te verlaten. Bij het uitbreken van het beeld lijkt een deel van de aardkorst te zijn meegekomen. Hoe dichter je het beeld benadert hoe minder je ervan ziet. Het zesde en laatste beeld is dat van een naakt meisje dat water opvangt in een vooruitgestoken schotel.

De wind steekt op en geeft instructies aan de wolken.

Dit jaar heb ik meegedaan aan 5 groepstentoonstellingen en 1 project waarvoor ik ook een schilderij heb gemaakt. Voor elk van die schilderijen heb ik nagedacht, gezocht, foto’s gemaakt, doek gekocht, gemeten en geprepareerd met een achtergrond. Bloed. Ik heb het opgedroogde doek vastgeniet in de muur, gezeten, gekeken, nagedacht, een houtskooltekening gemaakt, weggevaagd, herbegonnen, geschilderd, koffie gedronken, ervan wakker gelegen, geschilderd en heel veel getwijfeld. Ik heb het urenlang bekeken vanuit elke hoek, spieramen gekocht en het doek opgespannen. Zweet. Aanvraagformulieren ingevuld, verklarende teksten geschreven, gehoopt, gejuicht, het schilderij ingepakt in luchtkussenfolie, mijn tanden geknarst tijdens het doormidden bijten van de verpakkingstape, de schilderijen met trein, tram, bus en taxi in musea en parochiezalen in Sint-Truiden, Gent, Damme, Zulte en Brussel afgeleverd om het enkele tijd later in omgekeerde richting te gaan afhalen, zonder feedback, zonder dat je weet wat het schilderij heeft gezien. Tranen. En druppels.

Was het een wandeling door de tijd geweest dan was ik eerst het naakte meisje tegengekomen en wel in 1975, daarna Karel Buls in 1981, Don Quichotte in 1989 en Béla Bartók in 1995. De recentste ontmoetingen zouden met de stripfiguren zijn: de fietsende kat in 2005 en de albino smurf in 2012.

Dit steeds ’s avonds, tijdens de weekend of vakanties. Dit alles voor 110 euro, waarvan 50 als een cadeaubon. Ik heb het nog eens nageteld: honderd en tien euro. Bloed, zweet en tranen.

Mag je jezelf pas als kunstenaar zien vanaf het moment waarop de maatschappij beslist om het laken van de spiegel te trekken?

Weken later heb ik een borsalino gekocht bij C&A in de Nieuwstraat. 100 % papierstro, basaltgrijs en een zwart lint met twee kiezelgrijze lijntjes evenwijdig als treinsporen.

Het grijs van de hemel heeft intussen de plassen op de straten bereikt. Een herfstblad dwarrelt naar beneden en komt schuin tot stilstaand met het hoofd tegen de muur en het voetje op de vensterbank: een roodbruin strandstoeltje in de Beenhouwersstraat.

Blijf nog even zitten.

Thomas Dielman schildert Brusselse stillevens. Ze hebben volgens de kunstenaar, die aan Sint-Katelijne woont, geen enkel doel buiten het feit dat een mooie compositie rust en troost kan bieden. Ze kunnen je even verwarmen en je eraan herinneren dat schoonheid overal te vinden is.

Share