de twee vrouwen in de Inno rue Neuf
ze vreten hun frieten
als haastige duiven
ze kakelen als domme kippen
ze heeft een zenuwtrek, de grijze
alsof haar hoofd nooit stilstaat
zo blijft ze ratelen terwijl de mayonaise van haar kin druipt
na de Maes en het dessert
wrijven ze zich droog
de zwartgeverfde duwt haar kunstgebit naar voor
en wrijft het schoon met haar geribde tong
ze leunt achterover en laat een boer binnensmonds
spiegeltje uit de sacoche
alle plooien glad
dan stiften ze hun lippen, bloedrood
alsof er niets is gebeurd.