Ik wandel van het huis naar het appartement. Van de laan met vervellende platanen, naar de straat met de bloeiende vogelkers. Ik heb mijn jongste dochter even gezien na haar schooltijd. Wat spullen gehaald. Ik heb haast, mijn schooltijd begint bijna.
Plots hoor ik mijn naam. Het is de natuurgids, iemand van het vriendengroepje waarmee ik jaarlijks in de herfst naar een barokfestival in de Ardennen ga. Hij heeft een vraag over straling. Zijn vrouw is bezorgd over een hoogspanningskabel bij haar buitenverblijfje. Hij weet van mijn gevoeligheid voor elektromagnetische velden en draadloze netwerken. Ik vertel dat ik er in het appartement meer last van heb dan in het huis. Omdat de netwerken van de buren dichtbij zijn. Ik beloof hem de nodige info. Zeg dat ik dringend voort moet.
Opnieuw hoor ik mijn naam. Nu is het een vriend op de fiets achter me. Een buurman. Hij is net voor de vierde keer vader geworden. Ik heb hem sindsdien nog niet gezien. Het mooie geboortekaartje, een aquarel van de overleden broer van de vriend, staat op mijn schouw in het appartement. Ik feliciteer hem, vraag hoe het gaat met vrouw en kind. Zeg dat ik hen binnenkort zal bezoeken. Hij fietst door naar het postkantoor. Ik zie hem een nieuwe lading geboortekaartjes in de rode brievenbus posten.
Een man van mijn leeftijd kan nog een heel nieuw leven beginnen, een nieuw gezin. Dat voelt soms pijnlijk, ongelijk. Maar ik ben blij met mijn vrijheid. Met mijn twee grote kinderen.
Snel zet ik thuis de spullen af, dan vertrek ik naar mijn les in de stadsrand. Mijn klas kijkt uit op de kerk. De avondzon valt er mooi op. Ik neem een foto, stuur hem naar mijn broer. “Ik heb pijn. Maar de zon schijnt,” schrijf ik.
In de les gaat het over problemen in huis. Een gebarsten ruit, een verstopt toilet, een loshangend stopcontact, een lekkend dak. Ik geef dat thema graag. Omdat het zo herkenbaar is.
We bekijken een reportage van jaren geleden over vrouwen die een kluscursus volgen. Ze leren een kraan vervangen. Een cursiste vindt het zo cliché. Zij werkt bij de politie. Ze heeft gelijk. Ons handboek Nederlands voor anderstaligen is dringend aan herziening toe.
Maar ik ben vooral verrast door het toeval. Want een van de vrouwen in de kluscursus, is mijn buurvrouw, die pas moeder is geworden. Jonger dan ik haar ooit gekend heb. Net beloofde ik nog dat ik haar zou bezoeken. Nu is ze op bezoek in mijn klas.
Na mijn les, om tien uur, zet een collega me af bij het voetbalstadion aan de stadsrand. Daar neem ik altijd tram 52. Omdat hij vier minuten eerder zal vertrekken, besluit ik tram 93 naar het kerkhof te nemen. Ik zal dan wel iets langer moeten stappen tot het appartement.
Op de tram check ik of mijn broer me geantwoord heeft. Ik heb een mail gekregen met het programma van het barokfestival. De Franse gambiste naar wie ik de laatste weken dagelijks luisterde, zal er optreden. Ik nam haar cd met muziek van Bach en Abel op goed geluk uit mijn bibliotheek mee.
Bij het kerkhof stap ik af. Een unheimliche plek. Een donker tochtgat, temeer omdat er al maanden werken zijn aan de tramlijn. Er is niemand. Ik moet een stuk over een onverlicht, opengebroken voetpad. Zal ik het wat bijlichten met mijn telefoon? Ik heb geen zin om hem uit mijn tas te halen. Ik zal voorzichtig zijn. Hoe anders dan vroeger voelt het om nu naar huis te gaan.
Ik kom weer in het licht. Het tankstation bij de Ontmijningslaan. Ineens hoor ik, vlak achter me, een stem. Ik schrik. Voor de derde keer vandaag zegt iemand mijn naam. Zacht. Het is iemand die me kent, al herken ik de stem niet. Ik draai me om.
Daar staat een blonde engel. “Kom je ook van je avondles?” Hij komt van de campus bij het ziekenhuis. Vorig jaar zagen we elkaar elke maandagavond, toen we allebei lesgaven in het gemeenschapscentrum van onze woonplaats. In een halve seconde is de schrik omgeslagen in grote blijdschap. Spontaan geef ik hem een knuffel.
We praten nog even. Over schrijven en lesgeven. Hij heeft een roman geschreven. Vier jaar heeft hij eraan gewerkt. Een verhaal over sterven. In het najaar komt het uit. Ik bewonder zijn geduld en doorzettingsvermogen. Hij zegt dat hij mijn kleine bespiegelingen over het lesgeven graag leest. Het enige wat ik de voorbije maanden geschreven heb. Ik vond nog geen woorden voor mijn nieuwe leven.
We nemen afscheid. Binnenkort eens samen koffie drinken? Hij gaat naar links, ik loop rechtdoor. Dan, als een wolkbreuk, begin ik te huilen. Luid snikkend loop ik langs de laan. Laat me nu niet een vierde keer mijn naam horen. Ik hap naar adem. Kom bij het appartement. De vier trappen op. Nog meer buiten adem. Het moeilijke slot openen. Het is al bijna voorbij. Nasnikken.
Pas nu dringt het tot me door. De collega heeft dezelfde naam als de jeugdvriend die net vierentwintig jaar geleden stierf. Die ik vorige week zo hevig miste. Hij doet me ook een beetje aan hem denken. Sommige mensen geven licht.
Ik sla mijn laptop open. Mijn broer is nog wakker. Ik schrijf hem over de toevallige avondlijke ontmoeting bij het tankstation.
Deze bijdrage verscheen eerder op de blog De rode valies. Verhalen uit Brussel.