Categorieën
Brussel Persoonlijk

Aankomstwijk

Vijf sleutelbossen heb ik op zak. Die van mijn eigen huis waar ik soms nog woon. Die van de fietsenstalling bij dat huis. Die van het huis van vrienden waar ik tijdens hun vakantie op de kat pas. Die van het vorige adres waar ik op de kat paste. “Hou hem maar,” zei de vriendin toen ik de sleutel wilde teruggeven. Een mooi gebaar. We zijn er voor elkaar.

De vijfde sleutelbos heb ik nog niet gebruikt. Hij is van het appartementje in de Marollen waar ik een maand mag wonen, van de zoon van vrienden van vrienden. Ik heb het op foto’s gezien, maar ben er nog niet geweest. Ik leid een nomadisch bestaan maar mag me met al mijn sleutels gelukkig prijzen in een stad waar steeds meer mensen dakloos zijn.

Op 15 augustus, Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, neem ik tram 51 van Jette naar Lemonnier. Ik weet nog niet dat tram 93 naar Poelaert me veel dichter bij mijn nieuwe woonst brengt. Wanneer de man tegenover me en ik gelijktijdig een beetje gaan verzitten, botsen we met onze knieën tegen elkaar. Hij verontschuldigt zich direct, ik zeg dat dat niet nodig is. Hij heeft een zachte blik, een lieve lach. Ik heb het gevoel dat hij graag wat zou praten, maar zelf heb ik er niet zo’n zin in vandaag.

“Pas op, er zit een wesp naast je op het raam,” zegt hij. Net op dat moment vliegt het beestje weg, naar het koppel aan de overkant. Zij slaan naar de wesp. “Wespen kunnen gevaarlijk zijn,” zegt hij. Hij vraagt waar ik vandaan kom en waar ik heen ga. Ik vertel dat ik van Jette naar het Vossenplein ga. Dat ik veel van het Vossenplein en brocantes hou. Hij heeft in Jette de Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdesgrot bezocht. Hij is er een kaarsje gaan branden. Maar hij woont er niet. Hij is ’s ochtends met de trein van La Louvière naar Jette gereisd.

Ik zeg dat ik niet niet gelovig ben, maar ook af en toe een kaarsje ga branden in de grot voor zieke vrienden. Omdat ik van het ritueel hou. In tijden van verdriet kunnen rituelen steun bieden. Spijtig genoeg heeft het niet geholpen voor de vriend die ik vorige maand verloor. Hij en zijn vrouw zitten in mijn hart, hun huissleutel in mijn tas.

Het Vossenplein is ook een bedevaartsoord voor mij. Een plek waar ik al sinds mijn kindertijd troost vind, toen mijn meter niet ver in de Grote Hertstraat woonde. In een appartement dat uitkeek op het Egmontpark en dat ingericht was met spulletjes die ze gevonden had op de rommelmarkt. Ik ging er graag logeren. ’s Ochtends zakten we af naar het Vossenplein. Dat vertel ik mijn medepassagier niet.

Wel dat ik leerkracht ben en Nederlands aan volwassenen geef. Tot mijn verrassing is hij ook leerkracht. Hij geeft Italiaans. Hij spreekt ook een beetje Nederlands. Net nu we elkaar naderbij zijn gekomen, moet ik afstappen. Hij reist door, hij gaat winkelen. “Tot ziens!” zegt hij in het Nederlands.

Ik wandel naar het Vossenplein. Het is druk vandaag. Ik zie twee mooie Bochkommetjes en vraag de prijs. Ze zijn erg duur, feestdagprijzen vandaag. Dan ga ik cappuccino drinken bij La Brocante. Ik denk aan de sleutels in mijn handtas. Hoe speciaal. Na al die jaren hier zo graag te komen, zo veel te kopen, te praten, te ontmoeten, foto’s te nemen, er woorden bij te schrijven – om hier nu te komen wonen. Het lijkt zo vanzelfsprekend ineens. Gewoon je hart volgen. Het voelt als een momentum.

Ik draal. Wandel na de koffie nog eens langs alle kramen op het Vossenplein. Er staat een bed. Bekleed met stof, een wat abstract bloemmotief. Zo voelt het. Alsof mijn bed hier staat. Of toch bijna. Ik zal een beetje verderop logeren, bij de grote glazen lift.

Dan kan ik het niet langer uitstellen. Via de Vossenstraat en de Hoogstraat wandel ik naar mijn nieuwe adres. Steek de sleutel in het slot. Hij past niet. Er hangen twee sleutels aan het ringetje. Ik probeer de andere. Deze past ook niet. Misschien heb ik de verkeerde sleutel gekregen? Ik voel in mijn tas of ik nog een sleutel heb. Uiteraard. In mijn zenuwachtigheid heb ik de sleutelbos van mijn vrienden gebruikt. Nu kan ik naar binnen. De gang is vuil, ruikt vochtig en vies, er ligt veel post en reclamedrukwerk op de grond waar al een aantal keer overheen is gelopen. Er staan doosjes van Rentokil op de vloer in verschillende formaten. Zitten hier muizen, mieren en kakkerlakken?

Dat is snel vergeten zodra ik de deur van mijn nieuwe stulpje open. Het is licht en mooi ingericht. Er staat een knusse sofa, een warme vierkante houten eettafel en een spiegelkast. Het heeft een prachtig uitzicht op het Breughelplein, het Justitiepaleis en de glazen lift. Maar vooral op bomen, zoals op elke plek waar ik in deze stad al heb gewoond. Die zijn zo belangrijk voor mij.

Het appartementje is maar vijfenvijftig vierkante meter. Het voelt alsof ik veel jonger ben en dit mijn eerste woonst is in Brussel. Hier wonen ook jonge mensen. Ik maak kennis met hen op de foto’s op de wandplank.

Daar staan ook een paar kookboeken op. Twee boeken over fermenteren, twee boeken van Jeroen Meeus, twee vegan kookboeken en twee van Ottolenghi. Er zitten talloze post-itjes tussen. Ze hebben er duidelijk al meer uit gekookt dan ik uit de mijne. Ook de vele potjes met kruiden in het kleine keukentje waar niets aan kwaliteitsvol kookgerief ontbreekt, maken dat ik me hier direct thuis voel.

De bewoners van mijn appartementje reizen graag. Dat zie ik aan de lampen, tapijten, vazen en de djembé. Ik zie het aan hun platencollectie. Ze houden veel van dub, muziek uit India en Afrikaanse landen. Mooi om te zien dat zij veel afgedankte cd’s uit de collectie van Muntpunt hebben gered. Ik zet een cd op, een goede dubcompilatie. Muziek waar ik thuis nooit naar luisterde.

Toen ik pas gescheiden was, nu tien maanden geleden, raadden sommigen me aan zo snel mogelijk een nieuwe eigen plek te zoeken. Ik gaf mezelf een overgangsperiode, tijd om afscheid te nemen, dingen uit te zoeken, me welkom te voelen in huizen van anderen. Een beetje hun leven leven voelde minder alleen en verrijkend. “Wie zijn nachten doorbrengt in verschillende huizen, appartementen, slaapkamers, pensions, hotels, geleende kamers, vreemde bedden – leert zijn intimiteit steeds meer en steeds beter kennen” (…) “We zouden allemaal aan een zekere solitaire kamerpolygamie moeten doen en zo vaak mogelijk in vreemde bedden moeten slapen, als we echt trouw willen zijn aan het eeuwenoude credo: ken jezelf.” Mijn broer, trouwe leverancier van troostende woorden, stuurt me deze zinnen van een nachtportier uit ‘Valse papieren’ van Valeria Luiselli, een boek dat ik zelf ook heb en nu graag wil lezen.

De kleine badkamer met douche, wastafel en toilet heeft mooie gekleurde tegeltjes. Een patroon van oranje, donkerblauw en wit. Boven de toiletpot hangt een rubberen vis met een schakelaartje. Wanneer ik het indruk, begint de vis te zingen en te dansen. Twee liedjes staan op zijn repertoire. Dit had ik nooit kunnen verzinnen. Je scheidt, verhuist tijdelijk naar de plek van je dromen, en vindt op het toilet een vis die ‘I will survive’ en ‘Don’t worry be happy’ zingt terwijl je schijt. Zoiets gebeurt alleen in de werkelijkheid.

Deze bijdrage van Tanja Wentzel verscheen eerder op de blog De rode valies. Verhalen uit Brussel.

Share