Categorieën
Brussel Persoonlijk

Justanotherday, Bxl juni 2024

Donkere wolken, zwarte plassen. In de Sint-Kristoffelstraat parkeert een zware man zijn speelgoedmotor. Het lijkt een mammoet op een driewieler. Lauwe schaduw op de witte muur, aan een vuil rolluik verzorgde graffiti. Een dikke vrouw met een tengere sacoche loopt langs een dunne vrouw waar de wind doorheen waait. Er zijn te veel smartende en te weinig opmerkzame mensen aan Sint-Goriks.

(c) Marie-Christine Vinck

Er liggen verzopen verkiezingsfolders met lelijke smoelen op het trottoir tussen het vuil en de lege blikjes. Het lijkt niet ongepast.

Twee koppige wagens staan neus aan neus geparkeerd. Ze blokkeren de straat. Een van de twee moet buigen, ook al zijn er geen chauffeurs. Aan de Meat Factory wordt zo grondig gekuist dat de hele straat onder water loopt, alsof er al niet genoeg waterellende is op deze aardkloot.

Op de voetgangerszone loop ik me te pletter tegen een vrouw die het midden houdt tussen een Hollands Boerinnetje van Buiten en een kloosterzuster van de Ongeschoeide Karmelietessen.

In de Steenstraat is een ruitenkuiser de weg, zijn spons of zichzelf kwijt. Ladder op de rug draait hij een paar keer over en weer en vervolgt zijn weg in dezelfde richting.

De clochards op de stoep van Music Village vertellen elkaar amusant hun nacht. Twee plastic palmbomen storen het exotische van deze straat, alhoewel ze net daarvoor zijn bedoeld.

Iemand moet de schrille, door merg en been loeiende sirene van de ambulance dringend vervangen. Ik zou het fijner vinden van straat geraapt te worden op de tonen van Vivan Bomma, Pataaten met Sosissen. Moeilijk kan dit toch niet zijn.

Aan Hotel Amigo staan de wagens natuurlijk op het trottoir geparkeerd, de dure gasten kunnen haast in één ruk van de lobby in de taxi klauteren. De housekeeper lijkt eerder weg gelopen uit de Zinnekesparade.

Een enthousiaste klas met fluorescerende vestjes gaat van de Grote Markt naar de Stoofstraat, want meer is er in Brussel niet te zien, denken de twee kletsende leraars achteraan. Gelukkig letten de kinderen op zichzelf.

In de Violetstraat amper één blikje op het lange trottoir, dat stoort als je gewend bent aan meer.

Aan Hotel Baudouin komen twee psychiatrische patiënten buiten in Tati-tenue. Ze spelen dat ze op reis vertrekken, allebei met een lichte valies. Ze gaan tot op de hoek van de straat en wachten doelloos. Ze praten in zichzelf, dan kan je heel ver geraken, zelfs verdwalen.

In een vitrine slechts twee paar schoenen in het verder lege uitstalraam. Dat moet het werk zijn van een kunstenaar. Iedereen moet zijn stiel leren, met vallen en opstaan. Zoals in de orthopedische winkel Luc Médical, een skelet met slechts één handschoen. Ik zou zelfs in de late lente mijn winkelgerief warmer aankleden.

Er is de man die haast flanerend naar kantoor wandelt, handen in de broekzakken met een ongetwijfeld vrolijke koptelefoon.

In de Spoormakersstraat een robuuste poetsman met dreadlocks en een reusachtige hoge drukreiniger. Hij is zo overvloedig getatoeëerd dat hij wellicht een week nodig heeft om zich schoon te wrijven maar hij komt gewoon het appartementsgebouw poetsen.

De lege plantenbakken aan Nous construisons demain zijn bezaaid met sigarettenpeuken. Het stoort niet, het lijkt gewild, peuken als stadsbloemen.

Aan de Albertina kijkt Elisabeth indroef, met een bosje netels in haar hand, naar haar gemaal aan de overkant. Hij negeert haar straal van op zijn veel te hoge paard, de overroepen oorlogsheld.

Een Afrikaanse man loopt naast mij over het zebrapad. Hij heeft zich voor zijn knotje geïnspireerd op de oude Bob en Bobbette-strips.

Boven aan de trap staat een weifelende fietser. Durf ik steil naar beneden of leg ik de velo op mijn schouder? Hij lijkt het niet eens te worden met zichzelf. Een toerist met rood baseballpetje werpt een te korte schaduw, korter dan zijn gestalte.

Iets klopt niet. Alles mag op deze ochtend. 6 juni, 8:47.

https://hetrijkderzinnekes.blogspot.com/

Share