Categorieën
Brussel Cultuurstad Kunst

Vliegen vliegen voorwaarts: een kortverhaal

De vlieg vliegt de slaapkamer in. Ze vliegt en ze zoemt, de ene activiteit is onlosmakelijk verbonden met de andere. Ze vliegt voorwaarts en plots, zonder enige aankondiging, verandert ze haar koers. Ze kan wat AI niet kan.

Ik schroef de dop op mijn vulpen. Ik aarzel even maar zet dan door en klik de dop stevig vast. Het begeleidend plopgeluid maakt het officieel: ik ben leeg en ik heb geen plan. De lunch is net achter de rug en ik heb nog zin in drie flashwafels. Maar dringend werk? Nee, ik heb geen dringend werk meer. Ik overloop wat ik vandaag professioneel verzet heb: ik heb enkele mails verstuurd, ik heb twee rekeningen betaald met mijn telefoon, voor het eerst, en ik heb, de hoofdmoot, mijn sociale mediaplanning voor volgende week voorbereid. Ik kijk om me heen, ik heb er geen zin meer in. Het is één uur. Het is vrijdagmiddag. Volgens mijn onbestaand arbeidsreglement werk ik tot vijf uur. Wat kan ik nog doen om zonder schuldgevoel, met een gerust hart, aan het weekend te beginnen? Ik wil, nee, ik moet een gerust gemoed hebben dit weekend. Ik snak naar een weekendgevoel op zaterdag én een weekendgevoel op zondag. Godverdomme. Geen knagend gevoel. Geen getrek. Geen gezoem. Geen gezeik. Gewoon niets. Laat me. Ik beslis. Nog vier uur te overbruggen.

Ik check mijn yahoo account op nieuw binnengekomen mails. Er zijn de laatste vier minuten geen nieuwe mails binnengekomen. Ik klik op het plusteken en open een nieuw tabblad op het computerscherm. Ik typ de letters fa in de adresbalk en ik klik op mijn facebook-url. Geen nieuwe meldingen. Ik plaats de cursor in dezelfde adresbalk, selecteer facebook.com dat nu lichtblauw kleurt en typ de letters insta. Ik klik op mijn instagram-url. Geen nieuwe notifications. Ik selecteer instagram.com in de adresbalk dat nu lichtblauw kleurt en ik typ de letters lin. Ik klik op mijn linkedin-url. Geen nieuwe meldingen. Ook hier is de wereld blijven stilstaan. Wat nu? Toch maar schilderen? Ik zucht. Het idee mijn benen te ontkruisen, de bureaustoel naar achter te schuiven en recht te staan, vermoeit me. Rechtstaan, de gang inlopen, knielen voor de kartonnen buis, het deksel wegschuiven, de rol katoen eruit trekken, de rol katoen de woonkamer inslepen en er een doek uitknippen? Dit alles gaat mijn krachten te boven. Wie merkt een negentiende dubbelportret op? Ik draai mijn vulpen tussen mijn duimen, wijs- en middenvingers en voel tranen ophopen net achter mijn oogballen. Ik leg de pen tussen mijn bureauonderlegger met wereldkaart-afbeelding en het pak printpapier waar mijn computerscherm ergonomisch perfect op staat.

De vlieg vliegt voorbij een ouder schilderij van Giovanna, gemaakt net na haar vierjarige opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten: magenta, naftalrood licht, titaanwit en neutraalgrijs. Laag op laag, zorgvuldig opgebouwd. Gestolde acrylverf. Giovanna in gesprek met de actrice Judy Garland. De titel van het schilderij luidt: “Hello everybody. This is Mrs. Norman Maine” en komt uit de film “A Star is Born”.

Ik leg mijn vrijgekomen rechterhand op de muis en check de mails die ik vanmorgen heb verzonden. Ze staan er echt. De bovenste twee lijnen in de verzonden berichten folder. Ik weet niet meer wat ik heb geschreven. Ik herinner me niet op de knop verzenden te hebben geklikt. Ik klik op het onderwerp van de laatst verzonden mail en de mail opent zich. Ik lees de mail, als voor het eerst, en ik verbaas me over de opgewekte toon. Veel punten zodat geen enkele zin ooit hoeft te eindigen en veel uitroeptekens.  Ook tussen de zinnen maak ik lawaai. Het knipoog emoji staat lullig. Veel te familiair! Zoals het omarmen van iemand die je net ontmoet hebt. Ik probeer de opkomende schaamte de kop in te drukken door mijn yahoo account weg te klikken. Hoe lang nog?

Ik sta op. Het is officieel: ik werk niet. Ik doe niks. Ik doe iets maar het heet niet werken. Ik verlaat mijn bureau en loop de gang in. Ik loop langs de kartonnen buis met het schildersdoek en ik hou even halt maar loop een tel later toch door en roep: ‘Schat, heb je zin om naar een museum te gaan?’ Ik verschijn in het deurgat en zie Bart in de zetel zitten. Hij kijkt op van zijn laptop: ‘Moet je niet werken? Morgen is het weekend, tijd genoeg om naar het museum te gaan.’

‘Ik heb veel gewerkt vandaag. Ik heb meerdere mails verstuurd naar gemeenschapscentra in Brussel. En omstreken. Ik zoek alvast een tentoonstellingsruimte voor de reeks schilderijen “RSVP”. De dubbelportretten. De mails schreven zichzelf. De toon van de mail is opgewekt. Het grote wachten is begonnen. Ik ben benieuwd wie er reageert. Ik heb er een goed gevoel bij. Verder heb ik rekeningen van Xerius en Vivaqua betaald. Moet ook gebeuren. Nietwaar?’ Bart knikt en kijkt Giovanna aan: ‘Moet je niet schilderen? Je zit zo vaak voor de computer.’ Ik kijk naar de lege woonkamermuur die dienstdoet als ateliermuur en denk: Toch maar een doek uitknippen? Ik kniel en zeg op gedempte toon: ‘Mijn sociale mediaplanning voor volgende week is klaar.’ Dit is geen gesprek, denk ik. Ik sta opnieuw op. Het duizelt me. Ik hou me vast aan de zetel. Met vaste stem hoor ik mezelf zeggen: ‘In Tour & Taxis loopt een tentoonstelling over Titanic. Zou je dat willen zien? Heb je daar zin in?

‘Titanic, over die film?’

‘Wel, niet over de film maar over het schip zelf. Onrechtstreeks dus ook over die film maar dan in het echt. Enfin, ik weet het zelf niet zo goed. Laat me het even opzoeken!’ Met hernieuwde moed loop ik de gang in en ik denk: Ik heb een plan. Titanic gaat me redden! Ik neem plaats achter mijn computer en ik voel me opnieuw zachtjes opgenomen in het blauwe computerlicht, alsof ik een warm bad instap. Ik adem diep in. Ik check mijn yahoo account, mijn facebookpagina, mijn instagrampagina en mijn linkedinpagina. Niets. Ik heb gelukkig een plan. Ik open een nieuw tabblad en typ de volgende woorden in de zoekbalk van Google: Titanic expo Thurn & taxis en ik druk op de Enter-toets. Google antwoordt: Did you mean: Titanic expo Tour & Taxis. Ja, klootzak, denk ik en ik klik het eerste result aan: “Titanic The Artifact Exhibition” in Brussel.

De vlieg vervolgt haar vlucht langs twee Ikea opbergkasten met deuren van melkglas. Beiden dragen ze een rolkoffertje op hun rug. De vlieg ziet niet wat er allemaal verstopt zit in de reistrolleys: zakken, tassen en een extra dekbed voor gasten. De vliegt ziet maar kijkt niet. Ze buigt linksaf in een rechte hoek van negentig graden en voelt een geschilderd portret aan haar rechtervleugel. Bart zit in een Siciliaanse treinwagon, zijn hemd naftolrood middel acrylverf. Het figuratieve midden van het schilderij deint uit in abstractie aan de randen. Alles is een constructie, ook een mysterie kan teruggebracht worden tot een optelsom van aanwijsbare bestanddelen, hoe klein ook. De titel luidt: “Bouwpakket van Trenitalia: keizerlijk geel, Scheeles groen, ultramarijn, indigo, saffier en duifgrijs met de binnenwaaiende geur van citroenbomen.” Diepe kleuren. Ook in de monochrome verfvlakken kan je niet verdwijnen. Het schilderij is breder dan het tweepersoonsbed dat eronder staat. De hoofdkussens, vol huisstofmijt, raken het onderste spieraam. Het schilderij lijkt op een hoofdbord waardoor het bed iets weg heeft van een hotelbed.

Als in een loop zie ik steeds dezelfde beelden voorbijkomen: bezoekers die dolgelukkig een blik werpen in een nagemaakte kajuit, bezoekers die geïnteresseerd rond zich heen kijken terwijl ze aandachtig naar de audiogids luisteren. Ik zucht en denk: What the fuck? Ik heb hier geen zin in. Het lijkt wel reclame voor een dating app. Ik zie een stoomboot vertrekken. Een tel later ligt het schip op de bodem van de oceaan. Beelden van Leonardo DiCaprio en Kate Winslet dringen zich aan me op. Leonardo DiCaprio speelt Jack en verdrinkt op het einde van de film. Ik studeerde toen aan de universiteit van Gent en ik begreep toen al niet veel van de wereld. Er was niet genoeg plaats op de houten deur waarop Kate Winslet, als Rose, op zee ronddobberde. Witte lippen. “My heart will go on”. Bevroren haar.

Ik lees de begeleidende teksten en ik roep naar Bart: ‘Er zijn real objects en real stories! Het gaat gewoon over die kutboot. Het voelt zo fake als de pest. Laten we gaan. Laten we iets doen. Thuisblijven kunnen we altijd nog.’ Bart is de gang ingelopen: ‘Ik dacht dat je wilde schilderen?’ Ik herhaal dat er real objects zijn en ik vraag: ‘Hebben ze die rommel dan opgedoken en afgedroogd? Who gives a shit?’ Bart staat achter me en masseert zachtjes mijn schouders. Hij kijkt ook naar de beelden op het scherm: ‘Weet je dat ik die hele film nooit heb gezien?’ Verbaasd kijk ik hem aan: ‘Wat? Jij hebt nooit Titanic gezien? Titanic is volgens mij de meest bekeken film aller tijden. “I am King of the world!” Ik heb hem minstens twee keer gezien. Ik hou van die film!’ Ik draai me terug naar de beelden: ‘Wat zou er te koop zijn in de gift shop van die expo? Sleutelhangers van real objects? Fucking hell, zeg.’ Ik draai me opnieuw naar Bart: ‘Wel vond ik Kate Winslet te oud voor Leo. Een beetje een pedo-vibe.’

Ik kijk opnieuw naar het scherm en lees: Last tickets available, secure your entrance before September first. Ik verander de taal naar NL en lees verder: Vijf sterren. Meer dan honderdvijftigduizend bezoekers overweldigd door de expo! Ik voel me plots ontzettend down. Het uitroepteken, denk ik. Hoe wanhopig kan een streepje zijn? De steeds terugkerende beelden, de zelfgeschreven beoordeling, het zielloze lettertype. Brussel staat tussen haakjes. Ik lees verder: Een educatieve en intrigerende tentoonstelling, naast een tekening van een bootje. Meer dan tweehonderd originele voorwerpen. Perfect voor het hele gezin. Kruip in de huid van de passagiers aan boord. In de huid kruipen van die passagiers? Waarom zou ik dat willen? Waarom zou ik willen weten hoe het voelt om te verzuipen? Eindigt de tentoonstelling misschien in het kanaal waar we allemaal verzuipen? It is a good day to die. En de gift shop dan? ‘Tot hoe laat is de expo open vandaag?’ vraagt Bart terwijl hij de gang inloopt.

Ondertussen geeft de vlieg gehoor aan haar inwendige gps, buigt opnieuw linksaf, in een bocht van negentig graden en vliegt voorbij de ingebouwde kasten met zes deuren waarop Giovanna achttien foto’s van evenzoveel schilderijen heeft geplakt, in drie rijen en in zes kolommen, net Excel, zodat Giovanna net voor het slapengaan een overzicht heeft van haar laatste productie. Zonder Giovanna geen achttien schilderijen. Hoe weet je wanneer een reeks schilderijen af is? Heeft het aantal deuren van de ingebouwde kasten invloed op het gewenste aantal schilderijen? Wat als het plafond hoger zou zijn? Met welk aantal schilderijen op je kast geplakt, slaap je het best? De schilderijen maken deel uit van de reeks, met als werktitel “RSVP” en beelden dubbelportretten af van mensen die elkaar niet langer aankijken maar recht de lens inkijken, op zoek naar bevestiging.

De vlieg gelooft het wel en vliegt momenteel ter hoogte van de loodzware spiegel die geplaatst is op het marmeren blad van de schoorsteenmantel. De vlieg en haar reflectie naderen het naaihoekje van Bart: twee schappen met fotoalbums, de boeken Patronen tekenen, de basis, van Teresa Gilewska, Pattern cutting for menswear van Gareth Kershhaw en Icons of Men’s style van Josh Sims met een foto van Gregory Peck op de cover, exemplaren van Knipkids, Burda en Ottobre naast witte classeurs met insteekkaarten vol met gebruikte naaipatronen en een zelfgemaakte naaitafel, bestaande uit een plank en twee Ikea kasten die dienstdoen als tafelpoten en hoofdzakelijk garen, knopen en naalden herbergen. Op het tafelblad staat een Brother Innovis F410-naaimachine, haar handleiding ernaast.

Ik check mijn yahoo account, mijn facebookpagina, mijn instagrampagina en mijn linkedinpagina. Ik bekijk opnieuw de pagina titanicexpo.be/nl en scroll verder. Wanhoop maakt zich opnieuw meester van me. Bij de recensies lees ik het volgende van een zekere Nancy: Prachtige tentoonstelling … het was echt alsof ik terug in de tijd reiste. De emoties kwamen wel even binnen inderdaad. Vijf sterren. Verbijsterd herhaal ik Nancy’s laatste zin in mijn hoofd: De emoties kwamen wel even binnen. Ja, Nancy, dat heb je als je verzuipt. Stom wijf!

Ik lees verder. Amelie schrijft: Erg leuke tentoonstelling, we hebben mooie voorwerpen gezien en veel geleerd over de geschiedenis van de *Titanic*. Leuk voor het hele gezin. Ik vraag me af waarom de naam van het schip tussen twee sterretjes is geplaatst. ‘Schat!’ roep ik de gang in, ‘Amelie heeft mooie voorwerpen gezien!’ Ik krijg er geen genoeg van. Dit kan treuriger. ‘Oh my God. Luister hiernaar schat. Een zekere David schrijft: Zeer goed opgezette tentoonstelling, chronologisch bewegende voorwerpen, vol ontdekkingen … Vol emotie, en -komt ie!- je voelt nog steeds het verdriet. What de fuck David! En ja hoor hij geeft ook vijf sterren. Vijf sterren voor al het verdriet. Ik heb het gevoel dat je enkel vijf sterren kan geven. Vijf fucking sterren voor real plastic objects made in fucking China!’

Ik adem diep in, sluit mijn ogen en schud mijn hoofd: ‘Ik vind de openingsuren niet. Hoe kan dat nu? Ze hebben wel tijd en energie om fake recensies te schrijven maar openingsuren vermelden op hun website: ho maar. Het zal wel open zijn tot vijf uur, niet? Zes uur?’ Ik zucht: ‘Bij de routebeschrijving staat er dat er een dagelijkse pendelbus is vanaf het station van Brussel-Noord, om de vijf tot tien minuten van half zes ’s morgens tot tien uur ’s avonds. En dit elke werkdag.’ En met luidere stem: ‘Je kan je ook verzuipen in het donker. Om de ervaring nog levensechter te maken. Het wordt steeds beter. Suicide under the moonlight. What the fuck!’

De vlieg is al een bocht van negentig graden verder, glijdt langs het raam met dubbelglas en een levensgrote geranium-sticker, verder boven een opbergkast, onder een Daikin airco, die sinds de huisstofallergie van Giovanna uitstaat en langs een Brother printer die foto’s maakt van de schilderijen en de kastdeuren opvullen, als tetris-blokjes. De vlieg nadert het bureau van Giovanna, maakt een bocht ter hoogte van haar gsm, de vaste telefoon van Philips en messenger van haar openstaande facebookpagina. De wifi-stralen verwarren de vlieg. Ze houdt halt op de rechtermouw van Giovanna. Giovanna staart het licht van de computer in. Zij is al twee weken gestopt met het spuiten van deodorant Intense van David Beckman met citroen onder haar armen nadat Bart haar erop heeft gewezen dat ook de goede bacteriën worden geviseerd.  Haar rechterhand rust op een draadloze muis en de blauwe stralen masseren haar brein. Het computerlicht omhelst haar als een zachte knuffel.

Het valt me te binnen dat ik morgen een schilderij moet brengen naar de Centrale voor de tentoonstelling “Hosting”. Het schilderij opspannen, inpakken in luchtkussenfolie, vervoeren, wachten op de ontvangstbevestiging en terugkomen. Daar ben ik gemakkelijk twee uur mee bezig. Kan ik die uren vandaag niet inzetten? Ik check mijn yahoo account, mijn facebookpagina, mijn instagrampagina en mijn linkedinpagina. Geen nieuwe meldingen. Is iedereen dood? Het einde der tijden? Heeft Poetin de nucleaire knop gevonden? Ik typ het adres van de Titanic expo in de zoekbalk van Google: 86c, avenue du port, 1000 brussel. Ik voel je pijn David. Ik heb hoofdpijn en ik moet me nog verzuipen vandaag. Het eerste result is een map van een deel van Brussel in schraal grijs, groen en blauw en een rode pin die de gekozen locatie markeert. Ik klik op Directions onder de map rechts en ik typ ons huisadres in het vakje your location. ‘Schat?’, roep ik terwijl ik de gang in loop. ‘Het is 27 minuten wandelen. Are you ready to go?’

‘Tour & Taxis? Rijdt er geen bus naartoe? Of de metro? Wat als het regent?’

‘Regen?’ Ik wijs naar buiten: ‘Er is geen vuiltje aan de lucht. Strakblauw. Hemelsblauw…’ Bart zucht, pakt zijn gsm en opent de weeronline app: ‘Kijk op je weeronline app. Zie je wel! Zwaarbewolkt rond zestien uur. Misschien zit er vertraging op die app en begint het binnen enkele minuten al te regenen. Ik kijk wel even op de MIVB app voor een bus. Geef me het adres.’

‘What the fuck! Het is maar twintig minuten wandelen. We zijn er zo. Even een frisse neus halen. Met de bus doen we er vast langer over. Ik vertel je het verhaal van de film!’

‘Geef me het adres. Ik ken dat. Als jij zegt dat het een half uur wandelen is, dan duurt het minstens drie kwartier. Komen we aan als de tent gesloten is.’ Ik sjok opnieuw naar de computer, kijk op Google Maps en roep met tegenzin: ‘86c, avenue du port, duizend brussel!’

‘Ok. Hoe zeg je dat in het Nederlands?’

‘Wat?’

‘De straatnaam!’

‘Avenue du Port? Pakt je app de Franse straatnaam niet? Ik weet het niet. Havenstraat, denk ik. Niet?’ Ik kijk op Google Maps. ‘Nee! Het is Havenlaan. Niet Havenstraat, maar laan. Havenlaan 86c.’ Ik zucht: ‘Wat een gedoe!’ Ik denk: Rommel uit de oceaan en plastic soep en opgedoken pijn en lieve, lieve David. Céline Dion duikt op in mijn hoofd. Ze houdt zich vast aan de reling van het bovendek van een cruiseschip.

Bart roept: ‘Ik heb het! Met de bus is het maar zestien minuten! De app spreekt frans. Weird! We moeten eerst vier minuten marcher naar De Brouckère. Environ quatre minutes dus. Als we ons haasten, hebben we de bus van 13.40 uur. We komen dan aan om 13.56 uur. Wist jij dat het 331 meter wandelen is naar de halte aan het De Brouckèreplein? Bus 46, richting Pannenhuis. De busrit zelf duurt slechts tien minuten. Er zijn quatre arrêts: Yser, Nicolay en WTC. Nog nooit van die haltes gehoord. We moeten eruit bij de halte Suzan Daniel. Is dat niet de naam van die nieuwe brug over het kanaal? Een vrouwelijke kunstenaar? Dan zijn we daar om 13.54 uur en dan moeten we nog environ deux minutes wandelen naar de ingang. We moeten 152 meter wandelen. En klaar is kees. Kaartjes kopen!’ Bart kijkt op. Giovanna heeft haar schilderskleding aan. ‘What de fuck schat! Ga je nu toch schilderen? Weird! Ik heb net de route gevonden. Geen gezeik nu, amore. Kleed je om. Haast je!’

‘Zoek jij de paraplu’s?’

Voor het bed staat een kast, de pootjes zijn eruit gedraaid, die lijkt op een kofferbak geplaatst voor een hotelbed. Het hout van de kast is geschilderd in lavendelkleur, net als de planken van de schappen, het bureau en de naaitafel. Er hangen 39 portretten in de kamer. Het ontbreekt de kamer aan frisse lucht. 78 ogen kijken de kamer in.

Vier groene art-nouveau armen houden het licht gebogen glazen dak boven het nieuwe bushokje op zijn plaats. Een digitaal bord waarschuwt dat er vanavond een EU-top van start gaat. ‘Hoe laat is het?’ vraag ik.

            ‘Nog steeds kwart voor twee.’

            ‘Oei. Is de bus dan te laat of werkt de app van de MIVB niet?’

            ‘Ik weet het niet. Volgens mij blokkeert die kutapp van de MIVB. Volgens die app komt de volgende bus pas om 14.04 uur. En duurt het zeventien minuten om daar te raken. Krankzinnig, niet? Dat is één minuut langer dan daarnet. Hoe kan dat nu?’ roept Bart wanhopig.

            ‘Ik weet dat toch niet!’ antwoord ik geïrriteerd. ‘De bushalte ligt in vogelvlucht verder van Tour & Taxis dan ons appartement. We gaan steeds verder weg van waar we naartoe moeten. What the fuck!  Te voet waren we er al geweest. Toch?

            ‘Nee. Echt niet. We gaan niet te voet. Het zou nu al moeten regenen, schat! Ben je dat vergeten?’ En dan resoluut: ‘Ik weet het! Deze halte wordt het niet. Ik heb een plan. We pakken de metro naar de halte Graaf van Vlaanderen en daar pakken we de bus naar Tour & Taxis. Komaan! Carpe Diem!’

Een Snickers wordt geduwd uit het hoogste schap en tuimelt naar de vloer van de snoepmachine. Een student knielt en grabbelt de geblutste chocolade reep uit de snoepmachine. Het metrostation Saint-Catherine is nagenoeg leeg. ‘Oh shit’, mompelt Bart. ‘Het is nog 25 minuten alvorens we daar zijn. Pak even mijn paraplu, wil je? Ik zweet me te pletter. Metro vier is hier om 14.48 uur.’

‘Metro vier? Metro vier bestaat niet schat! What the fuck. Het is één, twee, vijf of zes. Ik word zot. Geef mij een spuitje. Nu!’ Ik pak de gsm van Bart. ‘Jij staat bij de halte Beurs. Niet. Te. Ge-lo-ven. Jij staat te wachten op tram nummer vier en ik sta te wachten op metro nummer vijf. What the fuck!’ Ik geef Bart zijn gsm terug en ik pak de mijne. Ik check mijn yahoo account en open de MIVB app. ‘Ok. Dit gaan we doen folks. Listen up. You. All. We pakken de metro richting Weststation, dan stappen we uit bij de halte étangs noirs en dan springen we op busje nummer twintig, richting Gare du Nord. Trois arrêts: Merchtem, of all places, nog nooit van gehoord tijdens mijn leven, Ribaucourt en dan, inderdaad, afstappen bij Suzan fucking Daniel. Vijf minuten walken, driehonderd meter. Is de afstand van die halte naar de ingang nu niet langer? De wereld verandert constant! Toch?’ Nu schreeuw ik het uit: ‘Ik word gek!’

Bus nummer twintig staat voor het rode licht. De buschauffeur wuift naar een collega die rechts voorbijrijdt. De bus is afgeladen vol. Bart houdt zich vast aan een stang. Hij houdt zijn gsm in zijn rechterhand, hij leest en zegt: ‘Suzan Daniel was een lesbische activiste, die aan de basis lag van de eerste holebi-groeperingen in België. Ze is gestorven in 2007 en is nu inderdaad een brug.’

‘Het is hier bloedheet. Ik had beter mijn zonnebril meegenomen.’

‘Ja, wat wil je schat? Het is vrijdagnamiddag. Heel België staat nu in de bus. We hadden beter een ander moment uitgekozen om naar Titanic te gaan. Op de app van de NMBS zie je tenminste wat de verwachte dekkingsgraad is van de trein.’

‘Dekkingsgraad? What the fuck. Bezettingsgraad zal je bedoelen? Eat my shit. Ik bedoel maar. Ik heb het gehad. Weten je apps ook hoeveel scheten iedereen zal laten? Ik begin me hoe langer hoe meer te verheugen op de Titanic expo en vooral dan op het onderdeel waar je het water induikt. En. Nooit. Meer. Bovenkomt. Heerlijk, lijkt me dat.

De vrouw achter de balie is aan het bellen. Bart kijkt om zich heen en is verbaasd over de uitgestrektheid van de site: ‘Waar is het in godsnaam?’

            ‘Sorry voor het wachten. Kan ik jullie helpen?’

            ‘Zeker,’ zegt Bart enthousiast, ‘wij zijn op zoek naar de Titanic tentoonstelling.’

            ‘De Titanic tentoonstelling. Even kijken.’ De vrouw achter de balie kijkt op een computerscherm. ‘Die tentoonstelling is hier inderdaad geweest maar ik vrees dat ze al een tijdje is geëindigd.’

            ‘Zijn we te laat?’ vraag ik.

            ‘Een paar maanden te laat, inderdaad.’ De vrouw verontschuldigt zich en verlaat de balie. Ik kijk verslagen naar Bart. Bart knikt. Stilte. Tenslotte stelt Bart voor om terug naar huis te wandelen. Ik knik ja.

            Het is bijna weekend.

Bart zoekt de afstandsbediening. Hij heeft zijn jas nog aan. Hij zet zich op de leuning van de zetel en zet de tv aan. Een overzicht van de aangesloten bronnen verschijnt op het scherm. ‘Ik kijk eerst op Netflix, dan op Disney+, dan op HBO, dan op NLZIET, dan op VRT MAX en dan op Prime. Anders weet ik het ook niet.’

            Ik doe mijn jas uit, ik loop de gang in, open de vestiaire en hang de jas over een houten hanger. Ik sluit de vestiaire, doe het licht in de gang uit en loop opnieuw de woonkamer in. Plots hoor ik gezoem. Ik zie een vlieg op ooghoogte, op minder dan een meter van me af. Verbaasd kijk ik de vlieg in de ogen, enkele seconden die wel een eeuwigheid lijken te duren. De vliegt daalt een halve meter, houdt even stil en vliegt dan, zonder aankondiging, achteruit. De vlieg vliegt achterwaarts richting de ateliermuur, steeds sneller. En zonder gezoem. Een vlieg die achterwaarts vliegt, zoemt niet. Oorverdovend stil crasht de vlieg tegen de ateliermuur. Eén pootje blijft plakken, de rest van de vliegt valt naar de vloer. Bart juicht: ‘Ik heb de film gevonden! Prime heeft Titanic. Het is wel betalend.’ Ik kniel en pak de vlieg op, haar vleugel tussen duim en wijsvinger. Ik laat de vlieg vallen in de palm van mijn linkerhand. Ik draai me om naar Bart: ‘Ik heb geen zin om naar Titanic te kijken. Kunnen we vanavond gewoon tv kijken?’

Share